ECLI:NL:HR:2013:BZ1383

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake woninginbraak te Winssen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor een woninginbraak die plaatsvond op 23 december 2010 in Winssen, gemeente Beuningen. De verdachte, samen met anderen, had een televisie weggenomen uit de woning van [betrokkene 1] door middel van braak en inklimming. De rechtbank had de verdachte schuldig bevonden op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder schoensporen en een aangetroffen schroevendraaier in de auto van de verdachte.

In hoger beroep voerde de raadsman van de verdachte aan dat er sprake was van een onrechtmatige aanhouding, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. De verdediging stelde dat de aanhouding van de verdachte niet gerechtvaardigd was, aangezien de auto waarin hij werd aangetroffen, pas een half uur na de inbraak op een afstand van bijna 10 kilometer van de plaats delict werd gezien. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof voldoende had gemotiveerd waarom het verweer van de verdediging niet werd gevolgd. De bewijsvoering die door het Hof was overgenomen, werd als toereikend beschouwd om de verwerping van het verweer te onderbouwen.

De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerechtshof. Dit arrest benadrukt het belang van de bewijsvoering en de motivering van de rechterlijke instanties in strafzaken, evenals de toepassing van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 12/02353
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 15 maart 2012, nummer 21/001552-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 23 december 2010 te Winssen, gemeente Beuningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [a-straat 1]) heeft weggenomen een televisie, toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming (openbreken/forceren van een raam)."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 december 2010 is ingebroken in de woning van [betrokkene 1], aan de [a-straat 1] te Winssen. De dader(s) heeft/hebben zich de toegang tot de woning verschaft door het raam van de bijkeuken open te breken en via dit raam naar binnen te klimmen. Bij de inbraak is een Samsung televisie uit de woning weggenomen.
(...)
Beoordeling rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft rond 18:10 uur gezien dat bij de tegenover zijn woning gelegen woning aan de [a-straat 1] te Winssen een auto met de achterkant naar de achtertuin gericht, buiten de poort stond. Vervolgens ziet hij een persoon met een televisie in zijn handen naar de auto lopen. Aan de bijrijderszijde van de auto stond een ander persoon. Een derde persoon zat achter het stuur in de auto te wachten. Toen getuige [getuige 1] hen opmerkte, zijn de personen allen in de auto gesprongen en zijn er vandoor gegaan, de televisie op de oprit achterlatend. Getuige [getuige 1] heeft gehoord dat de jongens onderling een andere taal dan Nederlands met elkaar spraken.
Hij heeft tevens gezien dat de auto een donkerkleurige Peugeot betrof, hij denkt een type 206, die met gedoofde lichten in de richting van Druten wegreed.
Eveneens rond 18:10 uur heeft getuige [getuige 2] een kleine donkere Peugeot zonder verlichting weg zien rijden vanaf de oprit van een woning tegenover de woning van getuige [getuige 1]. Deze auto reed richting Druten over de Heemstraweg.
Door verbalisanten die van de inbraakmelding hoorden, is post gevat op de rotonde Van Heemstraweg met de Noord-Zuid te Druten, omdat deze locatie mogelijk op de route van de vluchtende auto zou liggen. Bij de verbalisanten was bekend dat er begin december 2010 een melding was geweest van een soortgelijke woninginbraak, waarbij twee of drie Marokkaanse mannen overlopen waren die er toen vandoor zijn gegaan in een donkere Peugeot 106, met kenteken [AA-00-BB]. De postende verbalisanten zien omstreeks 18:35 uur een donkergroene Peugeot rijden met kenteken [AA-00-BB]. Zij zien op dat moment tevens een derde persoon op de achterbank wegduiken. Daarop is de bestuurder van de auto een stopteken gegeven. In de auto zaten [betrokkene 2], [verdachte] en [betrokkene 3].
Na aanhouding van de Peugeot 106, die eigendom is van [betrokkene 2], zijn in de auto een oranje/roodkleurige koevoet en twee schroevendraaiers aangetroffen, waarvan één schroevendraaier een vouwbreedte heeft van 13 millimeter.10 Aan de onderzijde van het bijkeukenraam van de woning van aangever [betrokkene 1] is braakschade aangetroffen, waarschijnlijk veroorzaakt door een voorwerp met een vouwbreedte van 13 millimeter.
Tijdens de insluiting van medeverdachte [betrokkene 2] zijn diens schoenen in beslag genomen. Op de schoenzolen van deze schoenen bevinden zich twee cirkels met daarin de letters "CD". Bij de woning aan de [a-straat 1] is door verbalisanten een zwarte Samsung led televisie op de grond aangetroffen en zijn diverse schoensporen in de sneeuw aangetroffen. In de schoenafdrukken zijn twee cirkels en de letter "D" zichtbaar. Tevens is bij vergelijkend onderzoek waargenomen dat de lijnen in het midden van de zool van de schoenen van [betrokkene 2] overeenkwamen met de afdrukken die waren achtergebleven in de sneeuw.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat [betrokkene 2], [verdachte] en [betrokkene 3], die allen de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit hebben, minder dan een half uur na de inbraak zijn aangetroffen in een donkerkleurige Peugeot 106 op slechts een tiental kilometers afstand van de inbraak, komend vanuit de richting van de plaats delict.
Deze vaststelling spoort met wat getuige [getuige 1] heeft verklaard over het aantal personen dat hij heeft gezien, het feit dat deze personen een andere taal dan Nederlands tegen elkaar spraken en dat zij in een donkere Peugeot, vermoedelijk type 206, wegreden over de Van Heemstraweg in de richting van Driel. Dit strookt met hetgeen getuige [getuige 2] heeft verklaard.
Getuige [getuige 1] typeert de vluchtauto weliswaar als een Peugeot 206 terwijl de verdachten zijn aangehouden in een Peugeot 106, maar de rechtbank is van oordeel dat deze auto's dusdanig gelijkend zijn dat bij de getuige sprake kan zijn geweest van verwarring omtrent het typenummer. Beide zijn immers kleine typen personenauto. De auto die bij de woning is gezien, stond met de achterzijde naar de woning gericht waardoor de typeaanduiding niet te zien is geweest, maar wel het logo op de voorzijde van de auto. Voorts verklaren de getuigen over een donkere kleur en is het aangehouden voertuig donkergroen van kleur.
Tevens is gebleken dat de schoenzolen van de onder medeverdachte [betrokkene 2] in beslag genomen schoenen sterke overeenkomsten vertonen met de afdrukken van schoenzolen die zijn aangetroffen bij het huis van aangever [betrokkene 1] op de avond van de inbraak. Het betreft schoenen van het merk Christian Dior. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat deze schoenen niet veel voor komen terwijl de zolen van deze schoenen een specifiek uiterlijk hebben.
Ook staat vast dat de in de auto aangetroffen schroevendraaier een vouwbreedte van 13 millimeter heeft en dat uit het aangetroffen spoor op het bijkeukenraam blijkt dat dit waarschijnlijk is geopend met een voorwerp van dezelfde breedte.
In onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het bovenstaande voldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan (...)"
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen omtrent een door de verdediging gedaan beroep op bewijsuitsluiting.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Er is sprake van een onrechtmatige aanhouding nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld jegens mijn cliënt. Er bestond immers geen enkele aanleiding om aan te nemen dat een donker groene Peugeot 106 met kenteken [AA-00-BB] betrokken zou zijn bij de inbraak in Winssen. In ieder geval kan uit de enkele omstandigheid dat dit voertuig later, bijna een half uur na de inbraak, op nota bene een afstand van bijna 10 kilometer van de plek van de inbraak wordt aangetroffen, die betrokkenheid niet worden afgeleid. Dat kan meer in het bijzonder niet nu blijkens de plattegrond in het dossier de daarop aangegeven route in slechts 14 minuten kan worden afgelegd. Het staat dan ook zelfs niet eens vast dat mijn cliënt met zijn auto überhaupt in Winssen is geweest. De onrechtmatige aanhouding dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de schoensporen en ook het vergelijkend spoor van de schroevendraaier die in de auto is aangetroffen. Mijn cliënt zou dan vrijgesproken moeten worden."
3.3. Voor zover het middel klaagt dat het Hof in strijd met de tweede volzin van het tweede lid van art. 359 Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de verdachte bij gebreke van een vermoeden van schuld onrechtmatig is aangehouden en dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de schoensporen en het vergelijkend spoor van de schroevendraaier die in de auto is aangetroffen, stuit het middel af op de omstandigheid dat het hier een verweer betreft als bedoeld in art. 359a, eerste lid, Sv.
3.4. Ook overigens faalt het middel aangezien de hiervoor onder 2.2 weergegeven bewijsvoering een toereikende motivering bevat van de verwerping van het in het middel bedoelde verweer, zodat het middel feitelijke grondslag mist.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 februari 2013.