ECLI:NL:HR:2013:BZ1134

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/05892
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van een verzoekster in het kader van een schuldsaneringsregeling. De verzoekster had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, welke op 31 oktober 2012 een beschikking had gegeven. Vervolgens had het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 17 december 2012 een arrest gewezen in deze zaak. Tegen dit arrest heeft de verzoekster cassatie ingesteld. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was gebaseerd op het feit dat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels.

Uitspraak

22 maart 2013
Eerste Kamer
12/05892
RM/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 252143/FT-RK 12.1464 van de rechtbank ´s-Hertogenbosch van 31 oktober 2012;
b. het arrest in de zaak HV 200.116.612/01 van het gerechtshof te ´s-Hertogenbosch van 17 december 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 12 februari 2013 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 22 maart 2013.