ECLI:NL:HR:2013:BZ1134
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot cassatie van een verzoekster in het kader van een schuldsaneringsregeling. De verzoekster had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, welke op 31 oktober 2012 een beschikking had gegeven. Vervolgens had het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 17 december 2012 een arrest gewezen in deze zaak. Tegen dit arrest heeft de verzoekster cassatie ingesteld. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was gebaseerd op het feit dat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels.