ECLI:NL:HR:2013:BZ0517

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/03193
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop door curator van onderhanden werk en de gevolgen voor de boedel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Wilhelmus Hendrikus Johannes Maria Haafkes, curator in het faillissement van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V. De curator vorderde schadevergoeding van Doli Beheer B.V. en Lido Beheer B.V. wegens onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking, na de verkoop van onderhanden werk door de curator. De zaak is ontstaan na het faillissement van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V. op 18 en 20 september 2002, waarbij de curator op 11 oktober 2002 activa verkocht aan Prowi Interieur v.o.f. Na de verkoop werden er facturen verstuurd voor werkzaamheden die vóór het faillissement waren verricht, wat leidde tot een aangifte van faillissementsfraude door de curator. De rechtbank had de vordering van de curator toegewezen, maar het hof had deze vordering afgewezen, met de overweging dat de curator niet had aangetoond dat de boedel schade had geleden door de betalingen aan de kopers. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de debiteuren niet bevrijdend aan Prowi Interieur v.o.f. hadden betaald, niet voldoende was om te concluderen dat de curator geen schade had geleden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van curatoren en de gevolgen van onrechtmatige handelingen na een faillissement.

Uitspraak

29 maart 2013
Eerste Kamer
12/03193
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Wilhelmus Hendrikus Johannes Maria HAAFKES, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V.,
kantoorhoudende te Hengelo,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
1. DOLI BEHEER B.V.,
gevestigd te Hengelo,
2. LIDO BEHEER B.V.,
gevestigd te Enschede,
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Verweerder 6],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en Doli c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 94511/HA ZA 08-593 van de rechtbank Almelo van 22 april 2009;
b. het arrest in de zaak 200.057.631 van het gerechtshof te Arnhem van 1 november 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Doli c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor de curator toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing.
De advocaat van de curator heeft bij brief van 1 februari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie zal worden uitgegaan van de volgende feiten, ten dele veronderstellenderwijs, aangezien het hof geen feiten heeft vastgesteld en de tegen de feitenvaststelling van de rechtbank gerichte grieven niet heeft behandeld.
(i) Op 18 en 20 september 2002 heeft de rechtbank Almelo het faillissement uitgesproken van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V, Olimar B.V., Prowi Holding B.V. en Crale B.V. met benoeming van mr. W.H.J.M. Haafkes tot curator.
(ii) De curator heeft aan deze vennootschappen behorende activa op 11 oktober 2002 verkocht aan Prowi Interieur v.o.f. De koopovereenkomst bepaalt onder meer:
"De curator verkoopt aan koper, gelijk deze van de curator koopt, het onderhanden werk exclusief de voor faillissementsdatum verrichte werkzaamheden en geproduceerde producten voor zover nog niet uitgefactureerd en de debiteurenportefeuille van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V. per faillissementsdatum. Een afschrift van de debiteurenlijst is aangehecht aan deze overeenkomst en wordt geacht hiervan integraal deel uit te maken."
(iii) Ten tijde van de hiervoor onder (ii) genoemde transactie waren vennoten van Prowi Interieur v.o.f.:
- Dola [lees: Doli] Beheer B.V. (met als bestuurder en enig aandeelhouder Hedec B.V., de holdingmaatschappij van [verweerder 4] ([verweerder 4] is verweerder in cassatie sub 4));
- Alma Beheer B.V. (met als bestuurder en enig aandeelhouder Maida Beheer B.V., de holdingmaatschappij van [verweerder 6] ([verweerder 6] is verweerder in cassatie sub 6));
- Lido Beheer B.V. (met als bestuurder en enig aandeelhouder Jedacol B.V., de holdingmaatschappij van [verweerder 3] ([verweerder 3] is verweerster in cassatie sub 3)) en
- Dola Beheer B.V. (met als bestuurder en enig aandeelhouder Bertal Beheer B.V., de holdingmaatschappij van [verweerder 5] ([verweerder 5] is verweerder in cassatie sub 5)).
(iv) Prowi Interieur v.o.f. heeft na het sluiten van de koopovereenkomst een groot aantal facturen doen uitgaan ter zake van vóór de faillissementen verrichte, maar nog niet gefactureerde werkzaamheden/leveranties, respectievelijk voor nog niet gefactureerde werkzaamheden/leveranties die in de eerste weken na het uitspreken van de faillissementen waren verricht door het op dat moment nog voor de boedel werkende personeel.
(v) Na ontdekking van de onder (iv) vermelde gang van zaken heeft de curator aangifte gedaan wegens faillissementsfraude. Het op basis van deze aangifte verrichte FIOD-onderzoek leidde tot de conclusie dat Prowi Interieur v.o.f. op de onder (iv) geschetste wijze voor een bedrag van in totaal € 513.208,42 excl. btw heeft gefactureerd en dat daarop een bedrag van € 320.855,61 is geïncasseerd.
(vi) Prowi Interieur v.o.f., Dola Beheer B.V. en Alma Beheer B.V. (hierna gezamenlijk: Prowi c.s.) zijn op 25 november 2009 - derhalve na het uitbrengen van de appeldagvaarding in de onderhavige zaak - in staat van faillissement verklaard.
3.2 In het onderhavige geding vordert de curator vergoeding van de schade die de boedel van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V. heeft geleden door de hiervoor in 3.1 onder (iv) bedoelde gang van zaken. De vordering van de curator is (mede) gebaseerd op het verwijt dat er na het faillissement van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V. en de doorstart van de in die vennootschap gedreven onderneming door Prowi Interieur v.o.f., een aanzienlijk deel van het onderhanden werk van Prowi Project- en Winkelinterieurs B.V. ten onrechte door Prowi Interieur v.o.f. is gefactureerd en dat Prowi Interieur v.o.f. in dat kader ook ten onrechte betalingen heeft ontvangen. Prowi Interieur v.o.f. heeft daarmee volgens de curator onrechtmatig gehandeld. Doli c.s., alsmede Dola Beheer B.V. en Alma Beheer B.V. zijn, aldus de curator, medeaansprakelijk voor de door de door de boedel geleden schade, ofwel omdat zij als vennoot van Prowi Interieur v.o.f. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap onder firma, ofwel (wat de natuurlijke personen betreft) omdat zij persoonlijk onrechtmatig jegens de boedel hebben gehandeld.
De rechtbank heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 256.604,21.
3.3 Het hof heeft vastgesteld dat het geding tegen Prowi c.s., in verband met hun faillissement, bij het aanbrengen van de zaak in hoger beroep (op 23 februari 2010) van rechtswege is geschorst (rov. 3.1 en 3.2).
Het hof heeft de vorderingen tegen Doli c.s. afgewezen. Daartoe heeft het hof het volgende overwogen. De curator heeft nagelaten te stellen op welke grond Doli c.s. verplicht zouden zijn, al dan niet uit eigen beweging, de curator over eventueel onderhanden werk van de gefailleerde vennootschap te informeren (rov. 4.2).
Het verweer van Doli c.s. dat de boedel geen schade heeft geleden door het factureren en incasseren van betalingen aangaande het in geding zijnde onderhanden werk, slaagt, omdat van schade voor de boedel geen sprake is (rov. 4.3 en 4.4). Op dezelfde grond is de vordering ongegrond voor zover die is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking (rov. 4.4). Ook de stelling van de curator dat in de periode gelegen tussen de faillissementsdatum en de overdracht van de activa ten onrechte door het personeel is doorgewerkt brengt geen aansprakelijkheid van Doli c.s. mee, aldus het hof (rov. 4.5).
3.4 Middel 1 klaagt over de vaststelling van het hof dat het geding tussen de curator en Prowi c.s. op 23 februari 2010 van rechtswege is geschorst. Deze klacht faalt reeds omdat Prowi c.s. geen partij zijn in het geding in cassatie.
3.5 Middel 2 klaagt onder meer dat het hof heeft geoordeeld over de vraag of de curator schade heeft geleden ten gevolge van onrechtmatig handelen van Doli c.s. zonder eerst een oordeel te geven over de onrechtmatigheid van het gedrag van Doli c.s. Het middel faalt in zoverre. Op zichzelf had het hof de vrijheid om de vorderingen van de curator af te wijzen op de grond dat de curator door het handelen van Doli c.s. geen schade heeft geleden en daarbij in het midden te laten of dat handelen onrechtmatig was. Voor het overige behoeft het middel geen behandeling, gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen.
3.6 Middel 3 is gericht tegen het oordeel van het hof dat de boedel geen schade heeft geleden. Het hof heeft daartoe overwogen, veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat het onderhanden werk niet aan Prowi Interieur v.o.f. was overgedragen, dat de desbetreffende schuldenaren niet bevrijdend aan Prowi Interieur v.o.f. hebben betaald en dat het de curator derhalve vrijstond de vorderingen alsnog te innen. Het middel slaagt. De enkele omstandigheid - voor zover al juist - dat de schuldenaren niet bevrijdend aan Prowi Interieur v.o.f. hebben betaald, brengt nog niet mee dat de curator door de handelwijze van Doli c.s. geen schade heeft geleden.
Het feit dat die schuldenaren reeds betalingen hebben verricht, doet immers dusdanig voor de hand liggen dat de curator moeilijkheden zal ondervinden bij het alsnog innen van de vorderingen, met de kans dat die vorderingen niet meer (volledig) kunnen worden geïnd, dat een andersluidend oordeel motivering behoeft. Een zodanige motivering ontbreekt. Bovendien wijst het middel erop dat Doli c.s. voor het hof hebben gesteld dat de vorderingen van de curator zijn verjaard en dat de curator deze stelling niet heeft betwist. Gelet hierop en op de stelling van de curator dat Doli c.s. de vorderingen aan zijn zicht hebben onttrokken (zie rov. 4.2 van het arrest van het hof), is het oordeel van het hof dat geen sprake is van schade of dat de curator hiertoe onvoldoende heeft gesteld, onbegrijpelijk.
3.7 Het hof heeft de vordering van de curator ook op de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking niet toewijsbaar geacht, eveneens met de motivering dat geen schade is komen vast te staan (rov. 4.4). Het hiertegen gerichte middel 4 slaagt op dezelfde grond als middel 3.
3.8 Middel 5 keert zich tegen het oordeel van het hof dat uit de eigen stellingen van de curator (13.3 van de memorie van antwoord) volgt dat de in de periode 20 september 2002 tot 1 oktober 2002 uitgevoerde werkzaamheden in de koopovereenkomst met Prowi Interieur v.o.f. waren betrokken. Het middel klaagt terecht dat de curator noch op de door het hof aangehaalde plaats, noch in de memorie van antwoord onder 13.4 een zodanige stelling heeft betrokken.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 november 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Doli c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 1.986,82 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 29 maart 2013.