2.2.2. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Het heeft de vrijspraak als volgt gemotiveerd:
"Het hof is van oordeel dat, hoezeer ook de gedraging van de verdachte ongewenst voorkomt, de wetgever kennelijk niet heeft gekozen voor strafbaarstelling van deze gedraging.
Blijkens artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is er sprake van computervredebreuk indien wederrechtelijk wordt binnengedrongen in een geautomatiseerd werk (of in een deel daarvan). Zoals blijkt uit de tekst van artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht, waarin het begrip geautomatiseerd werk wordt gedefinieerd, en de bijbehorende Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1998/99, 26 671, nr. 3, p. 44) is er slechts sprake van een "geautomatiseerd werk" wanneer een inrichting bestemd is voor - de cumulatieve functies - opslag, verwerken en overdacht van gegevens.
Een inrichting die enkel bestemd is om gegevens over te dragen en/of op te slaan valt dus buiten de wettelijke begripsomschrijving.
Het hof stelt vast dat een router een schakelapparaat op de knooppunten van een netwerk zoals het internet is. Een router houdt een wachtwoord of gebruikerscode opgeslagen en zorgt, in opdracht van de gebruiker van die router alleen voor de verzending van gegevens naar de juiste bestemming.
Daarom vervult een router niet de cumulatieve functies zoals neergelegd in artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht.
Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op het volgende.
De wetgever heeft, zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt, met artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ('computervredebreuk') diegene willen beschermen "die blijkens feitelijke beveiliging heeft duidelijk gemaakt dat hij zijn gegevens heeft willen afschermen tegen nieuwsgierige blikken" (Kamerstukken II 1989/90, 21 551, nr. 3, p. 15).
Het hof stelt vast dat de verdachte weliswaar zich toegang heeft verschaft tot de router van [betrokkene 1], maar daardoor enkel gebruik kon maken van de draadloze internetverbinding van die [betrokkene 1]. De verdachte heeft zich geen toegang verschaft tot beveiligde gegevens in de computer van die [betrokkene 1], zijnde die computer een
geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht. De gedraging is daarmee van een heel andere orde dan degene die is strafbaar gesteld in artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop is het hof van oordeel dat bij het gebruik maken van een (al dan niet beveiligde) internetverbinding van een ander, waar het aan de verdachte verweten handelen op neerkomt, die persoon niet in enig door artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht beschermd belang wordt geschaad. Dit gedrag moge maatschappelijk ongewenst zijn in zoverre dat derden gratis 'meeliften' op een gewoonlijk door de rechtmatige gebruiker betaalde internetverbinding die daarmee als regel aan bandbreedte verliest, strafrechtelijk relevant is het niet.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken."