ECLI:NL:HR:2013:BY9713
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over opzet in hulpeloze toestand volgens artikel 255 Sr
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 14 april 2011 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1951, werd beschuldigd van het in hulpeloze toestand brengen of laten brengen van een persoon, zoals bedoeld in artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarop de raadsman van de verdachte, mr. A.A. Franken, het beroep heeft tegengesproken. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 5 februari 2013 uitspraak gedaan. In de beoordeling van het middel werd vastgesteld dat het Hof niet wettig en overtuigend had bewezen dat er sprake was van (voorwaardelijk) opzet. De Hoge Raad oordeelde dat de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn vermeld, niet tot cassatie konden leiden. Dit leidde tot de beslissing om het beroep te verwerpen.
Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. Dit arrest is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, met betrekking tot de bewijsvoering van opzet in strafzaken.