ECLI:NL:HR:2013:BY9011

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02638
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1987, tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 oktober 2011. Het arrest van het Gerechtshof had nummer 21/001804-10. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, wat in strijd was met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het beroep. De Advocaat-Generaal Machielse had eerder geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het beroep. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van middelen binnen de gestelde termijn om ontvankelijkheid in cassatie te waarborgen.

Uitspraak

29 januari 2013
Strafkamer
nr. S 12/02638
KM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 oktober 2011, nummer 21/001804-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 januari 2013.