ECLI:NL:HR:2013:BY8984
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Verstekverlening en aanwezigheidsrecht in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was op 28 maart 2011 niet verschenen op de zitting van het Hof, omdat hij op dat moment in verzekering was gesteld voor een andere strafzaak. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat, indien de rechter ervan uitgaat dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, dit achteraf kan worden betwist. In dit geval was de verdachte op het moment van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in verzekering gesteld, wat de rechter niet bekend was. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing om verstek te verlenen onjuist was. De Hoge Raad benadrukt het grote belang van de verdachte om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak en oordeelt dat de verdachte de mogelijkheid moet hebben om zijn zaak alsnog in zijn tegenwoordigheid te laten behandelen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof en wijst de zaak terug voor een nieuwe behandeling.
De zaak betreft een beroep in cassatie door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage. De Advocaat-Generaal, Vegter, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de verstekverlening niet in stand kan blijven, omdat de verdachte ten tijde van de zitting in hoger beroep gedetineerd was voor een andere zaak. Dit brengt mee dat de verdachte recht heeft op een nieuwe behandeling van zijn zaak, waarbij hij aanwezig kan zijn. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de waarborging van het aanwezigheidsrecht van verdachten in strafzaken.