ECLI:NL:HR:2013:BY8729

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00563
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen een tussenarrest zonder verlof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [eiser] tegen een tussenarrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof had op 25 oktober 2011 een arrest gewezen waarin het vonnis van de rechtbank van 21 oktober 2009 werd bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Dit vonnis was een tussenvonnis, omdat er een deskundigenonderzoek was bevolen en er geen eindbeslissing was genomen over het geschil. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep van [eiser] niet-ontvankelijk was, omdat er geen verlof was verleend voor het instellen van cassatie tegen een tussenarrest, zoals vereist volgens artikel 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat [eiser] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad volgde deze conclusie en verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarbij hij ook de kosten van het geding in cassatie aan [eiser] oplegde, begroot op nihil aan de zijde van de verweerder, VLAMOVEN STEENFABRIEK RENKUM B.V. De zaak illustreert de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en de noodzaak van verlof voor tussentijdse cassatie.

Uitspraak

12 april 2013
Eerste Kamer
12/00563
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
VLAMOVEN STEENFABRIEK RENKUM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Best,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Renkum.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 134856/HA ZA 05-2540 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 juni 2007 en 21 oktober 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.054.491 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Renkum is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt ertoe dat [eiser] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
In het bestreden arrest heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 21 oktober 2009 bekrachtigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. In het vonnis van de rechtbank was een onderzoek door een deskundige bevolen en was niet in het dictum met betrekking tot enig deel van het gevorderde een einde gemaakt aan het geschil.
Dat vonnis is derhalve een tussenvonnis (HR 22 januari 2010, LJN BK1639, NJ 2011/269). Dientengevolge moet het arrest van het hof, waarin dat vonnis is bekrachtigd, worden aangemerkt als een tussenarrest (zie onder meer HR 4 februari 2005, LJN AR6188, NJ 2005/142). Overeenkomstig art. 401a lid 2 Rv kan slechts cassatieberoep van een tussenarrest worden ingesteld tegelijk met dat van het eindarrest, tenzij - behoudens de hier niet ter zake doende uitzondering van art. 75 Rv - de rechter verlof heeft gegeven tot het instellen van tussentijds cassatieberoep. Nu van een zodanig verlof niet blijkt, kan [eiser] niet in zijn beroep worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Renkum begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 april 2013.