ECLI:NL:HR:2013:BY8729
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen een tussenarrest zonder verlof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [eiser] tegen een tussenarrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof had op 25 oktober 2011 een arrest gewezen waarin het vonnis van de rechtbank van 21 oktober 2009 werd bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Dit vonnis was een tussenvonnis, omdat er een deskundigenonderzoek was bevolen en er geen eindbeslissing was genomen over het geschil. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep van [eiser] niet-ontvankelijk was, omdat er geen verlof was verleend voor het instellen van cassatie tegen een tussenarrest, zoals vereist volgens artikel 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat [eiser] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad volgde deze conclusie en verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarbij hij ook de kosten van het geding in cassatie aan [eiser] oplegde, begroot op nihil aan de zijde van de verweerder, VLAMOVEN STEENFABRIEK RENKUM B.V. De zaak illustreert de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en de noodzaak van verlof voor tussentijdse cassatie.