ECLI:NL:HR:2013:BY8098
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Onteigening en schadeloosstelling in het kader van de Onteigeningswet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht, waarin de vervroegde onteigening van een perceel is uitgesproken. De Hoge Raad behandelt de vraag of de procedure rondom de onteigening en de benoeming van deskundigen correct is verlopen, met inachtneming van de beginselen van hoor en wederhoor. De zaak betreft een perceel dat onteigend is ter uitvoering van het bestemmingsplan 'Holtum-Noord II', goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 3 maart 2011. De eigenaar van het perceel, [eiser], heeft tegen de onteigening beroep in cassatie ingesteld, waarbij hij stelt dat zijn recht op hoor en wederhoor is geschonden. De Hoge Raad oordeelt dat de wijze van horen door de Kroon, waarbij [eiser] buiten aanwezigheid van de Gemeente is gehoord, niet in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Dit beginsel is pas van toepassing in een procedure tegen het besluit zelf. Daarnaast wordt de vraag behandeld of de overlegverplichting van art. 194 lid 2 Rv van toepassing is op de benoeming van deskundigen in de onteigeningsprocedure. De Hoge Raad concludeert dat deze verplichting niet van toepassing is, gezien het eigen karakter van de onteigeningsprocedure. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.