ECLI:NL:HR:2013:BY8094
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verdeling van een nalatenschap en schending van het beginsel van hoor en wederhoor
In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de in 2001 overleden vader van eiser en verweerder. De nalatenschap omvat onder andere certificaten van deelgerechtigheid in het vermogen van een stichting, onroerend goed, effecten en banktegoeden. De vader had in 1995 een pand aangekocht en dit enkele maanden later geleverd aan de door hem opgerichte Stichting [a-straat 1]. De stichting heeft aanzienlijke schenkingen van de vader ontvangen, wat tot geschil heeft geleid tussen eiser en verweerder, die beiden erfgenamen zijn.
De Hoge Raad behandelt de cassatie van eiser tegen eerdere arresten van het gerechtshof Amsterdam. Eiser stelt dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door hem niet de gelegenheid te geven om te reageren op de akte van verweerder. De Hoge Raad oordeelt dat eiser ten onrechte is verplicht om uit eigen beweging een akte te nemen, en dat het hof hem ten onrechte de mogelijkheid heeft onthouden om te reageren op de akte van verweerder. Dit leidt tot de conclusie dat de eerdere arresten van het hof vernietigd moeten worden.
De Hoge Raad verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie gereserveerd tot de einduitspraak. De kosten worden begroot op € 1.986,22 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris aan de zijde van eiser, terwijl aan de zijde van verweerder nihil wordt begroot.