ECLI:NL:HR:2013:BY8091
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Heffing van BPM bij verhuizing vanuit een andere lidstaat en gebruik van een voertuig voor werk in Duitsland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die was opgelegd aan U. Notermans-Boddenberg, die vanuit een andere lidstaat naar Nederland was verhuisd en daarbij een auto had meegebracht. De Hoge Raad heeft de prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gesteld over de uitleg van artikel 39 EG, dat zich niet verzet tegen de heffing van BPM voor een voertuig dat door een inwoner van een andere lidstaat is meegebracht, mits het voertuig hoofdzakelijk in Nederland wordt gebruikt.
De Hoge Raad oordeelde dat de naheffingsaanslag in de BPM gegrond was, maar dat de boetebeschikking ongegrond was. De uitspraak van het Hof van Justitie werd in aanmerking genomen, waarin werd vastgesteld dat de heffing van BPM niet in strijd is met het recht op vrij verkeer van personen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen voor zover deze betrekking had op de naheffingsaanslag in de BPM. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat de boete niet gerechtvaardigd was, omdat belanghebbende niet lichtvaardig had gehandeld. De uitspraak van het Hof van Justitie werd als leidraad genomen voor de beoordeling van de zaak, en de Hoge Raad benadrukte het belang van de juiste toepassing van de belastingwetgeving in het licht van Europese regelgeving.