ECLI:NL:HR:2013:BY7848

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01777
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kennelijk onredelijk ontslag en kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kennelijk onredelijk ontslag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 27 december 2011 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 3 september 2010, en concludeert dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is en dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.489,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer M.A. Loth, en de zaak is behandeld door de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V. Polak. De partijen worden aangeduid als eiser en de Hogeschool, die in deze procedure als verweerder optreedt. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsontwikkeling rondom kennelijk onredelijk ontslag en de kostenveroordeling in cassatieprocedures.

Uitspraak

15 maart 2013
Eerste Kamer
12/01777
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
STICHTING HOGER BEROEPSONDERWIJS HAAGLANDEN, voorheen genaamd Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden en Rijnstreek, zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Hogeschool.
1. Het geding
Voor het verloop van het geding in vorige instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak 09/03141 van de Hoge Raad van 3 september 2010;
b. het arrest in de zaak 200.079.945/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 27 december 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Hogeschool heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Hogeschool begroot op € 2.489,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 15 maart 2013.