ECLI:NL:HR:2013:BY7848
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kennelijk onredelijk ontslag en kostenveroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kennelijk onredelijk ontslag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 27 december 2011 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 3 september 2010, en concludeert dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is en dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.489,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer M.A. Loth, en de zaak is behandeld door de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V. Polak. De partijen worden aangeduid als eiser en de Hogeschool, die in deze procedure als verweerder optreedt. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsontwikkeling rondom kennelijk onredelijk ontslag en de kostenveroordeling in cassatieprocedures.