ECLI:NL:HR:2013:BY7637

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/05223
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Zutphen, waarin de schuldsaneringsregeling was beëindigd. De Procureur-Generaal, L. Timmerman, heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en is een belangrijke uitspraak in het kader van het insolventierecht en de schuldsanering.

Uitspraak

1 februari 2013
Eerste Kamer
12/05223
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 12/103R van de rechtbank Zutphen van 4 september 2012;
b. het arrest in de zaak 200.112.934 van het gerechtshof te Arnhem van 5 november 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal L. Timmerman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid.
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 februari 2013.