ECLI:NL:HR:2013:BY6783

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05408
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en opzetclausule in relatie tot schade door ontuchtige handelingen

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of een verzekeringsmaatschappij dekking biedt voor schade die voortvloeit uit ontuchtige handelingen waarvoor de verzekerde strafrechtelijk is veroordeeld. De zaak betreft de Algemene Zeeuwse Verzekering Maatschappij N.V. (AZV) als eiseres tot cassatie tegen een niet verschenen verweerder. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Middelburg en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waaruit blijkt dat de verzekerde in kwestie is veroordeeld voor ontuchtige handelingen. De advocaat van AZV heeft de zaak toegelicht, en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt AZV in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen op 1 maart 2013 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

1 maart 2013
Eerste Kamer
11/05408
EE/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ALGEMENE ZEEUWSE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Middelburg,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als AZV en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 63270/HA ZA 08-286 van de rechtbank Middelburg van 21 april 2010;
b. het arrest in de zaak HD 200.071.111/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 september 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft AZV beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor AZV toegelicht door haar advocaat en mr. K.J.O. Jansen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
Mr. Jansen voornoemd en mr. K Teuben hebben bij brief van 11 januari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt AZV in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.