ECLI:NL:HR:2013:BY6752
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de Nederlandse nationaliteit en toepasselijkheid van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van de verzoekster. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.C. Blok, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 maart 2012. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst, was verweerder in deze procedure en is niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 lid 1 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en de uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion.