ECLI:NL:HR:2013:BY6165
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het Protocol Onderhandelingsaccoord en de verplichting tot premiebetaling in het beroepsgoederenvervoer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door het STICHTING PREPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN DE VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN tegen een aantal werkgevers in het beroepsgoederenvervoer. De kwestie draaide om de uitleg van het 'Protocol Onderhandelingsaccoord' dat afspraken bevatte over de invoering van een prepensioenregeling ter vervanging van de VUT-regeling. De eisers, de werkgevers, stelden dat zij geen verplichting hadden om premies te betalen over de periode van 1 januari 2002 tot 20 februari 2003, omdat het hoofdbestuur van de werkgeversorganisatie TLN niet bevoegd was om hen aan het Protocol te binden.
De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof in Amsterdam ten onrechte had geoordeeld dat de werkgevers niet verplicht waren om premies te betalen. De Raad stelde vast dat het Protocol wel degelijk een verplichting tot premiebetaling inhield, maar dat deze verplichting pas met ingang van 20 februari 2003 wettelijk was vastgesteld. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van het Prepensioenfonds toegewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in pensioenregelingen en de gevolgen van de invoering van nieuwe wetgeving voor bestaande verplichtingen. De Hoge Raad bevestigde dat de werkgevers in de periode voor de wettelijke verplichting tot deelname aan het Prepensioenfonds, premies onverschuldigd hadden betaald en recht hadden op terugvordering.