ECLI:NL:HR:2013:BY6100

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02269
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in tussenbeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door de man tegen een tussenbeschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.C. van Steijn, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.N.G.N.H. Brech, voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn cassatieberoep, omdat het ging om een tussenbeschikking. Volgens artikel 426 lid 4 in verbinding met artikel 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is tussentijds cassatieberoep uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien er geen aanwijzingen waren dat de rechter anders had bepaald, heeft de Hoge Raad de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

1 maart 2013
Eerste Kamer
12/02269
EE/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], Spanje,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 366547/FA RK 10-3830 van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 juni 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.091.593/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 februari 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De in cassatie bestreden beschikking is een tussenbeschikking, nu het hof hiermee niet reeds door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het verzochte een einde aan het geding heeft gemaakt. Van deze tussenbeschikking is tussentijds cassatieberoep ingevolge art. 426 lid 4 in verbinding met art. 401a lid 2 Rv uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
Nu van dit laatste niet is gebleken, is de man niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.