ECLI:NL:HR:2013:BY4896

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/04133
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en schade aan erfafscheiding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een onrechtmatige daad en schade aan een erfafscheiding. De eisers, [Eiseres 1] en [Eiser 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage, dat op 29 mei 2012 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank en de tussen- en eindarresten van het hof, die aan deze uitspraak ten grondslag liggen. De eisers hebben hun cassatieberoep ingesteld omdat zij van mening zijn dat het hof onterecht heeft geoordeeld over hun vorderingen. De verweerders, [Verweerder 1] en [Verweerster 2], hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de eisers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de eisers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 347,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, die ook deel uitmaakte van de uitspraak.

Uitspraak

11 januari 2013
Eerste Kamer
12/04133
EE/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.W. Bogaardt,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1117969/11-32833 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 december 2011 en het herstelvonnis van 31 januari 2012;
b. de arresten in de zaak 200.100.812/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 13 maart 2012 (tussenarrest) en 29 mei 2012 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partijen die het cassatieberoep hebben ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3 en 4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 347,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 januari 2013.