2. Overwegingen met betrekking tot het bewijs
2.1. Ten aanzien van feit 1
(...)
2.1.7 Het hof is van oordeel dat (...) in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komt dat zij
- Millecam heeft meegedeeld dat zij geen kanker ziet;
- tijdens "healings" Millecam heeft ingedeeld bij een groep personen met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie;
- niet heeft weersproken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker;
- op Millecam "healings" heeft toegepast zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze "healings" niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- aan Millecam heeft meegedeeld de boodschap: "niet snijden".
(...)
2.3. Ten aanzien van feit 1 subsidiair (de opzettelijke benadeling van de gezondheid van Millecam)
2.3.1 Vervolgens zal het hof dienen te beoordelen of de verdachte door te handelen en/of na te laten zoals hiervoor weergegeven, opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld. In dit kader is in de eerste plaats van belang of de verdachte de voor haar geldende zorgplicht heeft geschonden.
2.3.2 De verdachte heeft in de uitoefening van haar beroep als genezend medium met betrekking tot Millecam handelingen verricht op het gebied van de gezondheidszorg. Dit betekent voor de beoordeling van de aan de verdachte verweten gedragingen dat de strafrechtelijke normering en duiding daarvan mede wordt ingevuld door hetgeen buiten het Wetboek van Strafrecht is geregeld.
2.3.3 Hierbij is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) van belang. In het verleden bestond een integraal verbod op uitoefening van de geneeskunst door personen die daartoe niet uitdrukkelijk bevoegd waren verklaard (kort gezegd: niet-artsen). Hier stond tegenover dat in de maatschappij steeds meer behoefte ontstond aan het aanbieden en volgen van ook andere, niet-regulier medische behandelingen. De wetgever is aan deze behoefte tegemoet gekomen door met invoering van de Wet BIG vanaf 1995 het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg vrij te geven. Hierop bestaan enkele uitzonderingen: sommige handelingen, zoals het geven van injecties en het verrichten van operaties, zijn nog steeds voorbehouden aan bepaalde beroepsgroepen. Uitgangspunt van de Wet BIG is dat aan de patiënt de vrijheid toekomt in de keuze tot welke zorgverlener hij zich in verband met zijn gezondheid wil wenden; dat kan een arts zijn die zich ook op het niet-reguliere medische vlak beweegt, maar ook bijvoorbeeld een alternatief genezer, die niet als arts of anderszins is opgeleid.
2.3.4 Het hof heeft deze, in de wet verankerde, vergaande keuzevrijheid van de patiënt eerder in het kader van de aan de strafzaak voorafgegane beklagprocedure gegeven beschikking geformuleerd als volgt:
De Wet BIG geeft eenieder de vrijheid om ten behoeve van de bestrijding van zijn of haar medische klachten raad en bijstand te zoeken bij degene van wie hij of zij adequate gezondheidszorg verwacht, ongeacht of die zorg gestoeld is op 'evidence based medicine' ("reguliere" medische wetenschap), dan wel op alternatieve methoden van tot genezing, verlichting of begeleiding strekkend handelen. Binnen de door de wet getrokken grenzen mag aan de hulpzoekende voor zover verantwoord door eenieder alternatieve zorg worden geboden ter bestrijding of verlichting van de kwaal waarvoor een hulpvraag is geformuleerd.
2.3.5 In artikel 1, lid 1, Wet BIG is bepaald, dat onder handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg worden verstaan de handelingen op het gebied van de geneeskunst en alle andere verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken.
In artikel 1, lid 2, van de Wet BIG is bepaald, dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst wordt verstaan (voor zover in deze zaak van belang) alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
2.3.6 Dat het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg door de wetgever is vrijgegeven, betekent echter niet dat het verrichten van deze handelingen voor degene die deze verricht, de zorgverlener, ook vrijblijvend is. Het hof zal hierna in dit arrest aan dit aspect nadere overwegingen wijden.
2.3.7 In artikel 3 Wet BIG is bepaald, dat personen met bepaalde beroepen in de gezondheidszorg - waaronder het beroep van arts - in een register kunnen worden ingeschreven. Op hen is artikel 40 Wet BIG van toepassing waarin is bepaald - kort gezegd - dat zij hun beroepsuitoefening zo dienen te organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.
De verdachte was evenwel geen arts en mitsdien niet ingeschreven in het BIG-register. Dit betekent dat haar handelen niet valt onder het bereik van de laatstbedoelde bepaling en evenmin is haar handelen onderworpen aan het medisch tuchtrecht.
2.3.8 Wel is artikel 96 van deze wet voor de normering van door de verdachte als alternatief genezer gegeven raad en verleende bijstand van betekenis. Ingevolge deze bepaling handelt zij strafwaardig in het geval waarin zij bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt. Indien komt vast te staan dat zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij schade zou veroorzaken, begaat zij ingevolge het tweede lid van deze bepaling een misdrijf.
2.3.9 Voorts is de inhoud van de regeling in boek 7, vijfde afdeling, van het Burgerlijk Wetboek (BW), de Overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO) met het oog op het strafrechtelijk onderzoek naar de normering van betekenis.
Deze regeling stelt - kort gezegd - dwingende (minimum) eisen aan de inhoud die door de hulpverlener en de patiënt aan de behandelingsrelatie wordt gegeven.
De bepalingen van deze regeling zijn niet alleen van toepassing op artsen maar op eenieder die geneeskundige handelingen verricht in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf en zien op handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbend op de persoon van de opdrachtgever (de patiënt).
2.3.10 Handelingen op het gebied van de geneeskunst zijn onder meer (art. 7:446 BW): verrichtingen, het onderzoeken en geven van raad daaronder begrepen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
2.3.11 Het hof ontleent aan een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat de verdachte directeur en enig aandeelhouder is van de onderneming [A] B.V. Deze vennootschap drijft sinds de maand april van 1996 een onderneming, waarvan de omschrijving luidt: "het organiseren van healings; het verzorgen en begeleiden van presentaties, het geven van lezingen mede ten behoeve van de media; het ontwikkelen, produceren en verkopen van aan de healing gerelateerde produkten; het ondersteunen, verrichten en doen uitvoeren van onderzoek naar de resultaten van healings; het opzetten, initiëren, organiseren en participeren in projecten ten behoeve van de medemens".
2.3.12 De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode regelmatig bijeenkomsten belegd in Tiel, waar men tegen betaling van een toegangsprijs zogeheten - door de verdachte geleide - healings kon bijwonen. Ook Millecam en personen namens haar zijn daarbij aanwezig geweest. Er is derhalve sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen van de verdachte.
Millecam heeft de verdachte in het voorjaar van 2000 gevraagd naar de borst te kijken, hetgeen de verdachte heeft gedaan en waarbij haar hand naar de borst werd geleid. De verdachte heeft getracht via de telefoon en door handoplegging de pijn te bestrijden, Millecam adviezen gegeven (onder meer "niet snijden"), mededelingen gedaan over wat zij zag als oorzaak van de ziekte waaraan Millecam leed en zij is betrokken - en deels ook aanwezig - geweest bij de behandeling door de (alternatief werkende) arts [betrokkene 7]. Zij heeft gedurende een consult van [betrokkene 7] opmerkingen gemaakt over de voor te schrijven medicijnen/middelen. Het hof waardeert dit als onderzoek, het geven van raad en verrichtingen, ertoe strekkende haar van een ziekte te genezen of haar gezondheidstoestand te beoordelen. Daarmee is sprake van handelingen op het gebied van de geneeskunst.
De verdachte heeft gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, in een geneeskundige behandelingsrelatie gestaan tot Millecam. Aan het voorgaande doet niet af dat uit het dossier blijkt dat er (ook) sprake is geweest van vriendschappelijk contact tussen de verdachte en Millecam. De raadsman heeft betwist dat de relatie meer zou behelzen dan vriendschap en daarbij onder meer gewezen op het gegeven dat de verdachte nooit rekeningen aan Sylvia Millecam heeft gestuurd. Gelet op de handelingen van de verdachte zoals hiervoor beschreven, die bovendien geheel binnen de gebruikelijke praktijkvoering van de verdachte pasten, kenmerkt het hof de relatie echter als een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deze overeenkomst heeft wellicht bestaan tussen partijen die ook een vriendschappelijke relatie hebben onderhouden, dat brengt evenwel geen verandering in de kwalificatie van de overeenkomst tussen hen beiden en aan de eisen die daardoor aan de verdachte kunnen worden gesteld.
2.3.13 In artikel 7:453 BW is bepaald dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en moet handelen volgens de professionele standaard. De professionele standaard omvat de medisch-professionele standaard
- betreffende het medisch handelen volgens de inzichten van de medische wetenschap en ervaring - en andere aspecten zoals het voldoen aan de rechten van de patiënt en aan andere maatschappelijke normen en wettelijke regelingen.
2.3.14 In de WGBO is voorts een aantal rechten van de patiënt opgenomen. Voor de onderhavige strafzaak is het in artikel 7:448 BW geregelde recht van de patiënt op door de hulpverlener te verstrekken informatie in het bijzonder van betekenis.
In deze bepaling is het beginsel van de zogenoemde "geïnformeerde toestemming" (ook wel "informed consent" genoemd) nader uitgewerkt. De hulpverlener is verplicht de patiënt duidelijk te informeren over het ziektebeeld, de mogelijkheden voor en de risico's van de behandeling als ook de mogelijke andere behandelingen. Op grond van deze wettelijke regeling kan een geneeskundige behandeling slechts plaatsvinden na toestemming van de patiënt.
2.3.15 Wanneer de gedragingen van de verdachte worden getoetst aan de in deze twee laatstbedoelde bepalingen vervatte normering - handelen overeenkomstig de professionele standaard, en het recht op informatieverstrekking door de hulpverlener - is het resultaat daarvan, gelet op de vorm en inhoud van de door de verdachte geboden hulpverlening - het ontvangen en uitspreken van boodschappen uit "de andere wereld" dankzij de door de verdachte geformuleerde gave van het heldervoelend kunnen zien, weten en horen- evenwel nagenoeg zonder betekenis.
2.3.16 De inhoud van het zorgverlenerschap van de verdachte als genezend medium heeft bestaan in het ten overstaan van Millecam uitspreken van naar haar zeggen uit "de andere wereld" ontvangen boodschappen, hetgeen zij heeft kunnen doen dankzij de door de verdachte aan zichzelf toegeschreven gaven van het heldervoelend kunnen zien, weten en horen. Deze volgens de verdachte ontvangen en door haar geformuleerde boodschappen - die (ook) zijn gegoten in het vat van het advies - hebben onmiskenbaar (ook) betrekking gehad op de ernstige ziekte waaraan Millecam leed, als ook op de behandeling daarvan. Derhalve heeft de verdachte zich als leek ook begeven op het terrein waar bij uitstek de reguliere arts deskundig is.
2.3.17 Ook dergelijk zorgverlenerschap is door de Wet BIG aanvaard, met dien verstande dat de uitoefening daarvan in het geval van (een aanmerkelijke kans op) het toebrengen van schade aan de gezondheid van een ander wordt begrensd door de wet, te weten door artikel 96 van de Wet BIG en overigens door in het Wetboek van Strafrecht opgenomen bepalingen die zien op verwijtbaar (culpoos of doleus) veroorzaken van lichamelijk letsel en de dood van een ander.