ECLI:NL:HR:2013:BY4466

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01273
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen tussenarrest en niet-ontvankelijkheid in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een tussenarrest van het gerechtshof. De eisers tot cassatie, die in deze procedure worden aangeduid als partijen, hebben in de hoofdzaak een chalet in Zwitserland geërfd van hun inmiddels overleden ouders. Verweersters in cassatie vorderen de verdeling van dit chalet. De eisers hebben in een incident een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, met het argument dat de Zwitserse rechter rechtsmacht heeft en niet de Nederlandse rechter. De rechtbank heeft deze vordering in het incident afgewezen.

Eisers tot cassatie hebben vervolgens hoger beroep ingesteld, maar zijn door het gerechtshof niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat zij weliswaar binnen de beroepstermijn een verzoek tot openstelling van tussentijds appel hebben gedaan, maar het beroep zelf niet tijdig hebben ingesteld. Tegen deze beslissing hebben eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 22 februari 2013 geoordeeld dat het in cassatie bestreden arrest een tussenarrest betreft. Dit betekent dat het arrest niet een beslissing inhoudt die een einde maakt aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde. Volgens artikel 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is tussentijds cassatieberoep uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de rechter dit heeft gedaan, heeft de Hoge Raad de eisers tot cassatie niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep. Tevens zijn de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

22 februari 2013
Eerste Kamer
12/01273
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als eisers tot cassatie en verweersters in cassatie.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 288546/HA ZA 07-1825 van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 september 2008 en 6 mei 2009;
b. het arrest in de zaak 200.047.494/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 september 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben eisers tot cassatie beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Verweersters in cassatie hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers tot cassatie in hun cassatieberoep.
De advocaat van eisers tot cassatie heeft bij brief van 6 december 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 De inmiddels overleden ouders van partijen hebben in 1987 een chalet te Zwitserland aan partijen geschonken. In de hoofdzaak vorderen verweersters in cassatie verdeling van het chalet. Eisers tot cassatie hebben door middel van een incident een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, inhoudende dat niet de Nederlandse rechter maar de Zwitserse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de vordering in het incident afgewezen. In hun daartegen gerichte hoger beroep zijn eisers tot cassatie niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat zij weliswaar binnen de beroepstermijn een verzoek tot openstelling van tussentijds appel hebben gedaan, maar dat zij het beroep niet binnen de beroepstermijn hebben ingesteld. Hiertegen komen eisers tot cassatie op.
3.2 Het in cassatie bestreden arrest is een tussenarrest, nu het dictum ervan niet een beslissing inhoudt die ten opzichte van (een van) de betrokken partijen is aan te merken als een beslissing waarmee aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt. Van dit tussenarrest is tussentijds cassatieberoep ingevolge art. 401a lid 2 Rv uitgesloten, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Van dat laatste is niet gebleken, zodat eisers tot cassatie niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart eisers tot cassatie niet-ontvankelijk in hun beroep;
veroordeelt eisers tot cassatie in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweersters in cassatie begroot op € 373,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 22 februari 2013.