ECLI:NL:HR:2013:BY4118

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na ontbinding koopovereenkomst en onbegrijpelijk oordeel over grondslag vordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Project Consult Projecten B.V. en Media Printing Design & Events Onroerend Goed B.V. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding na de ontbinding van een koopovereenkomst. Media Printing had een pand verkocht aan Project Consult, maar er ontstonden problemen rondom de uitvoering van de overeenkomst. Project Consult vorderde schadevergoeding van Media Printing, maar de rechtbank en het gerechtshof hebben de vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen op 9 februari 2007 en dat Media Printing de overeenkomst van 15 november 2005 rechtsgeldig had ontbonden. Het hof bekrachtigde dit vonnis, maar oordeelde dat de ontbinding niet rechtsgeldig was. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het hof over de vordering van Project Consult onbegrijpelijk was, omdat Project Consult haar vordering had beperkt tot de gemaakte kosten om praktische redenen. De Hoge Raad veroordeelde Media Printing in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Project Consult zijn begroot op € 6.051,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Uitspraak

22 februari 2013
Eerste Kamer
11/04182
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PROJECT CONSULT PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L. Kelkensberg,
t e g e n
MEDIA PRINTING DESIGN & EVENTS ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te Wijk bij Duurstede,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Project Consult en Media Printing.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 230914/HA ZA 07-967 van de rechtbank Utrecht van 29 augustus 2007, 28 mei 2008 en 17 maart 2010;
b. het arrest in de zaak 200.068.602 van het gerechtshof te Amsterdam van 7 juni 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Project Consult beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Media Printing is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Project Consult heeft bij brief van 30 november 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Media Printing is eigenares geweest van het pand Dorpsstraat 39 / Amersfoortseweg 5a te Doorn (hierna: het pand).
(ii) Op 19 juni 2003 heeft Media Printing een "koop- en ontwikkelingsovereenkomst" met Project Consult gesloten waarbij zij het pand aan Project Consult heeft verkocht voor € 510.000,--. Project Consult wilde op het betrokken perceel een project ontwikkelen bestaande uit een winkelruimte met daarboven acht appartementen.
(iii) Hangende een bestuursrechtelijke beroepsprocedure betreffende de te verlenen bouwvergunning zijn partijen overeengekomen dat Project Consult een nieuw plan zou ontwikkelen bestaande uit een commerciële ruimte met vijf appartementen. De afspraken zijn vastgelegd in een op 15 november 2005 ondertekende nadere overeenkomst. In die overeenkomst is de koopprijs op € 430.000,-- kosten koper bepaald.
(iv) Vanaf 13 december 2006 hebben Project Consult, Media Printing en haar makelaar met elkaar overleg gevoerd over de vertraging van het project. In dat kader heeft Project Consult per e-mail van 17 januari 2007 aan de makelaar van Media Printing een voorstel gedaan, erop neerkomende dat Project Consult op kortere termijn (dan eerder was afgesproken) zou afnemen tegen een koopsom van € 270.000,-- bij ontwikkeling van een twee-onder-een-kap-woning, dan wel van € 270.000,-- vermeerderd met een aanvullend bedrag van € 20.000,-- tot € 30.000,-- ingeval ontwikkeling van een zorginstelling mogelijk zou zijn.
(v) Bij brief van 8 februari 2007 heeft de advocaat van Media Printing aan Project Consult bericht dat Project Consult nog tot 19 februari 2007 in de gelegenheid werd gesteld om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen, "bij gebreke waarvan de Overeenkomst ontbonden zal zijn en partijen hun eigen weg zullen kunnen gaan".
(vi) Per e-mail van 9 februari 2007 heeft Project Consult de makelaar van Media Printing medegedeeld dat zij akkoord ging met de door Media Printing gevraagde koopsom van € 300.000,-- tegen finale kwijting en dat zij met het oog op de verlangde afname op kortere termijn voorstelt af te nemen in de periode van medio maart tot eind maart 2007.
(vii) Project Consult heeft op 26 april 2007 ten laste van Media Printing conservatoir beslag tot levering op het pand gelegd.
(viii) Tijdens de onderhavige procedure heeft de rechtbank bij beschikking van 22 mei 2008 op de voet van art. 3:268 lid 2 BW aan de hypotheekhouder verlof verleend voor onderhandse verkoop van het pand voor een bedrag van € 520.000. Het pand is verkocht en op 17 juli 2008 geleverd aan een derde. Na voldoening van de hypothecair gezekerde vordering resteerde een bedrag van € 102.251,43, dat onder de notaris berust.
3.2 Project Consult heeft aanvankelijk gevorderd Media Printing te veroordelen tot medewerking aan levering van het pand, primair op grond van de overeenkomst van 9 februari 2007 en subsidiair op grond van de aanvullende overeenkomst van 15 november 2005 (in samenhang met de koop- en ontwikkelingsovereenkomst van 19 juni 2003).
Naar aanleiding van de onderhandse verkoop van het pand door de hypotheekhouder heeft Project Consult, in verband met het feit dat Media Printing niet langer aan haar leveringsverplichting kon voldoen, haar eis aldus gewijzigd dat deze strekt tot veroordeling van Media Printing tot betaling van een bedrag van € 240.000,-- in hoofdsom als schadevergoeding.
De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Zij overwoog daartoe dat van de totstandkoming van een overeenkomst op 9 februari 2007 niet is gebleken en dat de overeenkomst van 15 november 2005 door Media Printing rechtsgeldig is ontbonden. Op Media Printing rustte derhalve geen leveringsplicht (meer), zodat de op deze plicht gebaseerde vordering tot schadevergoeding niet toewijsbaar is.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van gronden. Het hof heeft evenals de rechtbank geoordeeld dat op 9 februari 2007 geen overeenkomst tot stand is gekomen (rov. 4.4-4.6). Anders dan de rechtbank heeft het hof echter geoordeeld dat de overeenkomst van 15 november 2005 niet rechtsgeldig is ontbonden (rov. 4.7-4.13). De vordering tot schadevergoeding heeft het hof echter niet toegewezen, nu deze zag op kosten van projectontwikkeling en Project Consult deze kosten ook zou hebben gehad als Media Printing haar verplichting tot levering was nagekomen (rov. 4.14-4.15).
3.3 Onderdeel 1 van het middel komt met een motiveringsklacht tegen laatstgenoemd oordeel van het hof op. Blijkens de inleiding op het middel neemt het onderdeel tot uitgangspunt dat de vordering van Project Consult gebaseerd is op de stelling dat zij haar kosten niet kan terugverdienen als gevolg van de tekortkoming van Media Printing, en klaagt het, samengevat, dat Project Consult haar schade, gemotiveerd en onderbouwd met een rapport van een registeraccountant, heeft begroot op € 364.767,64, dat dit bedrag de gemaakte kosten alsmede gederfde winst omvatte en is gebaseerd op een vergelijking tussen de huidige situatie waarin Project Consult verkeert en de (hypothetische) situatie waarin Project Consult zou hebben verkeerd indien Media Printing correct zou hebben gepresteerd. Om praktische redenen heeft Project Consult haar vordering echter beperkt tot een bedrag van € 240.000,-- (overeenkomend met de door haar gemaakte kosten), omdat Media Printing voor het meerdere geen verhaal bood.
3.4 De klacht slaagt. Project Consult heeft inderdaad haar vordering opgebouwd, begroot en vervolgens beperkt op de wijze en op de gronden als in het onderdeel vermeld. Dit stond haar vrij. Het hof heeft een onbegrijpelijke uitleg gegeven aan deze vordering, door te miskennen dat de beperking van de vordering tot het bedrag van de door Project Consult tevergeefs gemaakte kosten, uitsluitend door praktische redenen was ingegeven. Daarmee wijzigde Project Consult immers niet de grondslag van haar vordering, die inhield dat zij door de tekortkoming van Media Printing niet in staat is geweest haar kosten terug te verdienen.
3.5 De klachten van het op onderdeel 1 voortbouwende onderdeel 4 slagen eveneens. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 7 juni 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Media Printing in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Project Consult begroot op € 6.051,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, M.A. Loth, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 22 februari 2013.