ECLI:NL:HR:2013:BY4109

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter in gezagsvoorziening minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de gezagsvoorziening van een minderjarige. De vader, wonende in Bolivia, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 22 februari 2012 was gegeven. De moeder, die op een geheim adres woont, heeft verweer gevoerd tegen het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, die ook deel uitmaakte van de uitspraak samen met de andere raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en M.V. Polak. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in zaken betreffende de gezagsvoorziening van minderjarigen, vooral in het kader van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en de Verordening Brussel II-bis.

Uitspraak

8 februari 2013
Eerste Kamer
12/01943
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats], Bolivia,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De moeder],
wonende op een geheim adres,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. J. van Duijvendijk-Brand en mr. I.C. Blomsma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 388221/FA RK 11-1505 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 mei 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.091.483/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 februari 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 26 november 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 8 februari 2013.