ECLI:NL:HR:2013:BY3233

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05333
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van omstandigheden bij overeenkomst tot overdracht vennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 23 augustus 2011. De zaak betreft een overeenkomst tot overdracht van een vennootschap, waarbij de eiser zich beroept op misbruik van omstandigheden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht en het arrest van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn aangeduid als eiser en Escura c.s.

Uitspraak

25 januari 2013
Eerste Kamer
11/05333
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. ESCURA NEDERLAND B.V.
(voorheen genaamd Farmassure B.V.),
gevestigd te Maarssen,
2. BROCACEF HOLDING N.V.,
gevestigd te Maarssen,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Escura c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 212889/HA ZA 06-1267 van de rechtbank Utrecht van 2 augustus 2006 en 7 maart 2007;
b. het arrest in de zaak 104.004.187 van het gerechtshof te Amsterdam van 23 augustus 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Escura c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brieven van 14 november 2012, 20 november 2012 en 18 december 2012 op die conclusie gereageerd. Nu laatstgenoemde reactie meer dan twee weken nadat de conclusie was genomen, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv, bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Escura c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 januari 2013.