ECLI:NL:HR:2013:BY2595
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Uitleg testament en de toepassing van wilsrechten in het erfrecht
In deze zaak gaat het om de uitleg van een testament en de toepassing van wilsrechten in het erfrecht. De Hoge Raad heeft op 8 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 3 mei 2011. De eiseres, die in tweede echt was gehuwd met de erflater, had in reconventie een verklaring voor recht gevorderd over de uitleg van het testament van de erflater. De erflater had in zijn testament de wilsrechten van zijn kinderen, die uit een eerder huwelijk waren geboren, willen uitsluiten. De rechtbank had de vordering van eiseres afgewezen, en ook het hof had de vordering niet toegewezen, met de overweging dat de uitleg van het testament niet in overeenstemming was met de bedoeling van de erflater.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte geen toepassing had gegeven aan de uitlegregels van artikel 4:46 BW. De Hoge Raad benadrukte dat bij de uitleg van een testament rekening moet worden gehouden met de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en met de omstandigheden waaronder de uiterste wil is opgemaakt. De Hoge Raad concludeerde dat het testament in zoverre geen duidelijke zin had, waardoor de uitleg van het testament aan de hand van de maatstaf van artikel 4:46 lid 2 BW niet correct was. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van testamenten en de toepassing van wilsrechten, vooral in situaties waarin de bedoeling van de erflater niet duidelijk uit het testament blijkt. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van eiseres begroot op € 3.086,99, inclusief verschotten en salaris voor de advocaat.