ECLI:NL:HR:2013:BY1879

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04344
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake kinderalimentatie en draagkracht onderhoudsplichtige vader

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de draagkracht van de onderhoudsplichtige vader werd vastgesteld. De vader, verweerder in cassatie, had verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep, dan wel het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Dordrecht en het gerechtshof, die aan de zaak ten grondslag lagen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, werd door de Hoge Raad gevolgd.

De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de vaststelling van de draagkracht van onderhoudsplichtigen in alimentatiezaken, en benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.

Uitspraak

4 januari 2013
Eerste Kamer
11/04344
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 82934/FA RK 09-8681 van de rechtbank Dordrecht van 25 augustus 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.077.774/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 juni 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep, danwel het cassatieberoep te verwerpen. De moeder heeft een verweerschrift tegen het beroep op niet-ontvankelijkheid ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 9 november 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 4 januari 2013.