ECLI:NL:HR:2013:BY1104

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04573
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschillen over ontbinding en ontruiming van bedrijfsterreinen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een huurrechtelijk geschil. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 26 april 2011 was gewezen. De zaak betrof een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van achterstallige huurpenningen door de verweerder, Arsco B.V., die niet verschenen was in de cassatieprocedure. De Hoge Raad verwees naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Delft en het arrest van het hof, die aan de uitspraak waren gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het cassatieberoep te verwerpen, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad veroordeelde de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Arsco op nihil waren begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

25 januari 2013
Eerste Kamer
11/04573
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
ARSCO B.V.,
gevestigd te Naaldwijk, gemeente Westland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Arsco.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 769887/CV EXPL 08-5525 van de kantonrechter te Delft van 29 januari 2009 en 8 oktober 2009;
b. het arrest in de zaak 200.053.888/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 april 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Arsco is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Arsco begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 januari 2013.