ECLI:NL:HR:2013:BX7168
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en tijdsevenredige toerekening privégebruik onroerende zaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft gehandhaafd. De naheffingsaanslag betreft de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009. Belanghebbende, een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, had een pand dat hij zowel voor zakelijke als particuliere doeleinden gebruikte. De Inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd omdat belanghebbende de omzetbelasting voor het privégebruik van het pand niet tijdsevenredig had berekend. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar belanghebbende ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de wettelijke regeling in overeenstemming is met de BTW-richtlijn 2006. De Hoge Raad stelt vast dat de tijdsevenredige toerekening van de maatstaf van heffing voor privégebruik van een onroerende zaak noodzakelijk is om te voldoen aan de richtlijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en de naheffingsaanslag wordt verminderd tot € 260. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die zijn gemaakt in zowel de cassatieprocedure als de procedure bij de Rechtbank.
Dit arrest benadrukt het belang van een correcte toepassing van de BTW-regelgeving en de noodzaak om rekening te houden met de werkelijke duur van het privégebruik bij de berekening van de verschuldigde omzetbelasting. De uitspraak heeft implicaties voor ondernemers die onroerende zaken zowel zakelijk als privé gebruiken, en bevestigt dat de heffing van omzetbelasting moet aansluiten bij de werkelijke omstandigheden van gebruik.