2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1. Een proces-verbaal van 12 februari 2008 met het nummer PL14ND/08-008598 (map Relaas 2 en zaaksdossiers, doorgenummerde pagina 0001 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergeven - als de tegenover verbalisanten voornoemd op voormelde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte tegen [verdachte en medeverdachte] (het hof begrijpt hier en verder onderscheidenlijk: de verdachten [medeverdachte] en [verdachte].
Na een zakelijke bespreking te Amsterdam vertelde [verdachte] dat haar man mij nog wat wilde vertellen. [Medeverdachte] vertelde mij toen dat mijn familie en ik in groot gevaar waren. Hij vertelde dat hij gehoord had dat iemand achter ons aan zat. Mijn vader had 15 à 20 jaar geleden een pand in bezit aan de [b-straat] te Amsterdam.
Daar zou ooit een Turk in gezeten hebben met een horecazaak. Deze Turk zou iets gedaan hebben waardoor hij de gevangenis in ging. Mijn vader heeft het pand toen laten ontruimen omdat er geen huur meer betaald werd. Toen de man vrijkwam waren zijn vrouw en zijn kind bij hem weggegaan en zijn bedrijf was ook weg. De man nam mijn vader dit kwalijk. De man bleek schulden voor zijn zaak te hebben gemaakt bij de verkeerde mensen. Deze zouden achter hem aanzitten en ik begreep van [medeverdachte] dat de instelling van de Turk was dat als hij zou gaan, hij ook een paar familieleden van de familie [van betrokkene 1] zou meenemen.
Hij had niets meer te verliezen. Het bleek dat de man een schuld had van 500.000 gulden bij de Grijze Wolven. Ik heb een vervolgafspraak gemaakt met [medeverdachte]. Hij zei toen dat het heftig was en dat ik beter naar het buitenland kon gaan. Ik zei hem dat ik niet wilde vluchten en [medeverdachte] gaf aan dat het misschien wel op te lossen was.
Hij is gaan informeren en uitzoeken hoe of wat. Na een week of twee vertelde hij mij dat het op te lossen was. De schuld van die man kon rechtstreeks bij de schuldeiser worden afgelost en dan zouden ze er garant voor staan dat de Turk niets meer zou doen. Dat was ongeveer maart 2007. Ik ben het geld gaan regelen, het ging om iets van € 223.000,-. Ik heb het geld in Amsterdam contant aan [medeverdachte] gegeven.
Het verhaal van [medeverdachte] kwam dusdanig over dat ik er geloof aan hechtte.
Vlak nadat ik betaald had hoorde ik van [medeverdachte] dat er al drie contracten waren afgesloten met mensen uit buitenland om mij en mijn familie te liquideren. Deze mensen waren al in Nederland en kwamen niet voor niets. Ik begreep van [medeverdachte] dat ik beter de contracten kon afkopen. De contracten waren 50.000 euro per stuk.
Ik heb in Amsterdam contant 150.000 euro aan [medeverdachte] betaald. Ik heb betaald omdat ik bang was dat ze mijn moeder en zusje wat zouden aandoen. Ik voelde mij gedwongen dit op deze wijze op te lossen. Ik heb contant betaald aan [medeverdachte]. Ik heb de betaling in de periode maart tot half april 2007 gedaan.
Als ik met [medeverdachte] sprak waren ze altijd met z'n tweeën. [Verdachte en medeverdachte].
Na ongeveer een maand kwam er nog een probleem. [Medeverdachte] zei dat hij achterhaald had dat er nog een probleem was. Het zou gaan over witwassen van geld door mijn vader.
Mijn vader had 2 miljoen euro zwart gekregen en ik zou 1,7 miljoen euro wit terug moeten betalen. Dit zou betaald moeten worden aan de PKK.
Ik kon het probleem oplossen door te betalen. [Medeverdachte] droeg deze oplossing aan.
Hij zou dan als tussenpersoon fungeren.
[Medeverdachte] liet mij op een gegeven ogenblik een foto zien waarop mijn moeder te zien is voor het huidige kantoor aan de [c-straat] te Amsterdam. Het verhaal erachter was dat hij de foto van de PKK had gekregen, met als mededeling dat ze al aan het observeren waren om de boel op te ruimen.
Ik vroeg wat mogelijk was. [Medeverdachte] is gaan praten en hij zei dat het er heftig aan toeging. Het kwam er op neer dat het geld terug moest komen, anders zouden mijn moeder, zusje en ik opgeruimd worden. Dit werd door [medeverdachte] zo gezegd.
Ik vroeg wat er terug moest komen van het bedrag. Dat was 1,7 miljoen euro. Het kon later ook 1,5 miljoen zijn, maar dan moest snel afgelost worden. Het zou om 50.000 euro per maand gaan en dan moest het 1,7 miljoen zijn. Als ik 1,5 miljoen wilde betalen, dan moest ik 250.000 euro per kwartaal betalen. Als blijk van goede wil moest ik als eerste gedeelte 250.000 euro binnen één maand betaald zijn. Deze betaling heeft half juni 2007 in Amsterdam plaatsgevonden. Bij de overdracht waren zowel [verdachte en medeverdachte] aanwezig. De afspraak was op hun verzoek.
De tweede betaling van 250.000 euro is geweest op 20 september 2007 om 13:00 uur in de broodjeszaak in de [d-straat] te Amsterdam.
De derde betaling (het hof begrijpt: van € 250.000) is geweest op 20 december 2007 in de broodjeszaak aan de [d-straat] te Amsterdam.
Ik heb volledig vertrouwen gehad in [medeverdachte] en [verdachte]. Ze hebben een dusdanige sfeer gecreëerd dat ze de dreiging voor een liquidatie van mij en mijn familie konden voorkomen. Ik heb er al die tijd in geloofd.
2. Een proces-verbaal van 7 juni 2008 met het nummer 2008050351 (map relaas pv algemeen, doorgenummerde pagina 000031), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4].
Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevinding van voornoemde verbalisant:
In de periode van 26 februari 2008 tot en met 24 maart 2008 is de telefoon met het nummer 06-[001] getapt. Deze telefoon was in gebruik bij [betrokkene 1].
3. Een proces-verbaal van onderzoek relevante telefoongesprekken algemeen van 26 juni 2008 met het nummer 2008050351 (map relaas pv algemeen, doorgenummerde pagina 000089), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3].
Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevinding van verbalisant voornoemd:
Gesprek
Getapt nummer : 06[002]
Telefoonnr : 06[001]
Datum : 20 maart 2008
[Betrokkene 1] bum (het hof begrijpt: belt naar) [verdachte]
[Betrokkene 1] : Nou is de helft betaald, kennen we ook uuh, dan ken die ook weer zeggen van nou dan wordt het uiteindelijk een ton meer.
[Verdachte] : Ja, dat wil [medeverdachte] gaan proberen weetje maar uuh ja je weet het nooit met die gasten.
[Betrokkene 1] : Nee, nou.. .zijn ze nog zo moeilijk? Of uuh (ntv).
[Verdachte] : Zulke gasten zijn altijd moeilijk. Zulke gasten zijn niet te peilen. Snap je dat?
4. Een proces-verbaal van 26 maart 2008 met het nummer 2008050351 (map relaas 2, doorgenummerde pagina 0121 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 3].
Dit proces-verbaal houdt in - voorzover hier van belang en zakelijk weergegeven - als de tegenover voornoemde verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik heb op 20 maart 2008 [verdachte] meegedeeld, dat ik een vervolgafspraak had gemaakt met de bank voor 25 maart 2008. Ik heb telefonisch bij de bank € 180.000,- besteld. Ik ben op 25 maart 2008 met een grote enveloppe met het geld, in totaal 360 biljetten van € 500,- naar binnen gegaan in de broodjeszaak aan de [d-straat] te Amsterdam. Op een gegeven moment betraden [verdachte] en [medeverdachte] de broodjeszaak. Voordat ik wegging uit de broodjeszaak heeft [medeverdachte] mij een zwarte papieren Boss-zak aangegeven en vroeg mij het geld daar in te doen. Dit heb ik gedaan, waarna ik de tas onder de tafel heb gezet. Normaal pakte [verdachte] bij vertrek het geld van tafel en deed dit dan in haar handtas en/of schoudertas. Hierna heb ik de broodjeszaak verlaten.
5. Een proces-verbaal met het nummer 2008050351 van 27 februari 2008 (doorgenummerde pagina 0128 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 6].
Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als verklaring tegenover verbalisanten voornoemd op voormelde datum van [betrokkene 2]:
In eerste instantie kregen wij (het hof begrijpt: [A] B.V.) van [betrokkene 1] te horen dat het om een afpersing ging met betrekking tot een contract van een horecagelegenheid in Amsterdam.
[Medeverdachte] had aan [betrokkene 1] verteld dat een huurder 15 jaar geleden een boel geld had geïnvesteerd in de exploitatie van deze horecagelegenheid.
Het zou gaan om een Turkse man die de huur betaalde. Die man zou al zijn geld in de zaak hebben gestoken.
Omdat door [betrokkene 1] werd verteld dat [medeverdachte] hem had gezegd dat het door hem aan [medeverdachte] betaalde geld meteen na afgifte zou worden doorgegeven aan de desbetreffende Turkse man of organisatie, is door ons bedrijf, [A] B.V., gekeken of er een relatie tussen [medeverdachte] en deze groepering en/of Turkse persoon zou bestaan. In ons onderzoek is daarvan niets gebleken.
Op 20 december 2007 is door ons bedrijf een observatie verricht tijdens de overdracht van € 250.000,- door [betrokkene 1] aan [medeverdachte] en [verdachte].
Op 20 december 2007 hebben wij [verdachte en medeverdachte] vanaf hun woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam gevolgd naar de broodjeszaak Nieuwendijk aan de [d-straat] te Amsterdam waar de overdracht van het geld zou plaatsvinden.
Aan het eind van de ontmoeting is gezien dat [medeverdachte] en [verdachte] afscheid namen van [betrokkene 1] en dat [verdachte] de plastic tas had opgepakt waarin het geld zat.
Wij zagen dat [medeverdachte] en [verdachte] uit de broodjeszaak wegliepen naar een Albert Heijn in de buurt, boodschappen deden en terugliepen naar hun auto.
Zij had de tas met geld steeds bij zich. Vervolgens hebben wij gezien dat zij naar de [a-straat 1] reden en naar binnen gingen met de plastic tas waarin het geld zat.
Wij hebben geconstateerd dat [medeverdachte] het geldbedrag niet onmiddellijk had afgegeven aan een man van Turkse afkomst, zoals hij aan [betrokkene 1] had verteld.
6. De verklaring van de verdachte [verdachte] - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 4 juni 2010:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik tegenover de politie heb verklaard dat ik
- de zwarte Nissan Qashqai, bouwjaar 2007, [AA-00-BB] en
- de zwarte Mercedes-Benz, type S 500, bouwjaar 2006, [CC-00-DD] en
- de witte Excalibur, type Phaeton K6, bouwjaar 1987, [EE-00-FF] en
- de oranje Plymouth, type Prowler, bouwjaar 2001, [GG-00-HH],
in de periode 2007-2008 heb gekocht en in contanten heb betaald en dat ik de Excalibur aan [betrokkene 3], onze dochter en de Plymouth aan dochter [betrokkene 4] heb gegeven. Dat klopt.
Ik sluit mij ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aan bij de verklaring die mijn echtgenoot [medeverdachte] heden ter terechtzitting in hoger beroep in mijn aanwezigheid heeft afgelegd.
Het hof stelt vast dat die verklaring van [medeverdachte] luidt:
In of omstreeks de periode februari 2007 tot en met april 2007 hebben ik en [verdachte]
€ 223.000 euro gekregen van [betrokkene 1]; in of omstreeks de periode maart 2007 tot en met april 2007,
€ 150.000 euro; in of omstreeks de periode juni 2007,
€ 250.000 euro; op of omstreeks 20 september 2007,
€ 250.000 euro; op 20 december 2007,
€ 250.000 euro en op 25 maart 2008, € 180.000 euro.
Wij hadden [betrokkene 1] gezegd dat die bedragen moesten worden betaald in verband met "Turkendreiging" in de bewoordingen zoals in de tenlastelegging staat aangegeven.
7. Een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2008 met het nummer 2008050351 (blauwe map dossier 2, map 3, doorgenummerde pagina 201065 e.v), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7].
Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevindingen en verrichtingen van verbalisant voornoemd:
Naar aanleiding van het onderzoek genaamd "TABA08" zijn op 19 maart 2008 bij zes grote banken te weten: SNS bank; Fortisbank; ING bank; Rabobank; Postbank en ABN-AMRO bank producten/ bankrekeningen opgevraagd die bij hen worden afgenomen door [medeverdachte] en [verdachte]
- Bevindingen SNS bank: de bevraagde personen nemen geen producten af.
- Bevindingen Fortisbank. Alleen [medeverdachte] houdt een rekening aan.
De laatste mutatie was op 22 mei 1989.
- Bevindingen ING bank: de bevraagde personen nemen geen producten af.
- Bevindingen Rabobank: de bevraagde personen nemen geen producten af.
- Bevindingen Postbank: [medeverdachte] en/of [verdachte], rek.nr [003]
Als adres werd genoemd: [adres].
De aangehouden rekening is meer dan vier jaar niet gebruikt. Het saldo is minder dan € 10.
- Bevindingen ABN-AMRO bank: Van [medeverdachte] en [verdachte] is niets in de cliëntendatabase aangetroffen.
8. Een proces-verbaal onderzoek vervolg belastingdienst Amsterdam van 30 mei 2008 met het nummer 2008050531 (blauwe map, geen opschrift, doorgenummerde pagina 200011), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7].
Dit proces-verbaal houdt in - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd:
Met betrekking tot [medeverdachte] en [verdachte] wordt uit de systemen van de belastingdienst de volgende informatie gehaald:
Aangegeven winst uit onderneming:
1995 negatief hfl 13.963
1996 positief hfl 60.232
1997 positief hfl 31.499
1998 positief hfl 45.340
1999 positief hfl 51.666
De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2000 t/m 2002 zijn niet ingediend.
Betrokkenen hebben een belastingschuld van ruim € 1.100.000.
9. Een proces-verbaal met het nummer 2008050351 van 26 mei 2008 (zaakdossiers 3-7, doorgenummerde pagina 300025 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7].
Dit proces-verbaal houdt - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisant voornoemd:
In het onderzoek "Taba08" zijn op 7 maart 2008 bij de Belastingdienst de volgende gegevens opgevraagd:
* de inkomsten en vermogensbestanddelen van over de jaren vanaf aanvang 2003 tot en met heden van:
- [Medeverdachte], [geboortedatum] 1963;
- [Verdachte], [geboortedatum] 1958.