ECLI:NL:HR:2013:BW8366
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onzakelijke lening en stelplicht in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van DD B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting en een beschikking op basis van artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De zaak betreft de vraag of belanghebbende de lening die zij aan N B.V. heeft verstrekt, ten laste van de winst mocht afwaarderen. De Inspecteur had een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd voor het jaar 2003 en het verlies van dat jaar vastgesteld op nihil. Na bezwaar heeft de Rechtbank te Haarlem de aanslag verminderd en het verlies vastgesteld op € 153.235. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de waarde in het economische verkeer van haar deelneming in I B.V. Het Hof heeft veronderstellenderwijs aangenomen dat de lening heeft geleid tot een informele kapitaalstorting, maar heeft geoordeeld dat de waarde van de deelneming niet is gedaald onder het daarvoor opgeofferde bedrag. Dit oordeel is niet onjuist en kan in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, waarbij het Hof niet gehouden was om belanghebbende gelegenheid te bieden om haar stelplicht nader in te vullen.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 3 mei 2013, waarbij de vice-president en vier raadsheren betrokken waren. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.