2.2. De bestreden uitspraak houdt het volgende in:
"Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering aangezien het openbaar ministerie niet aannemelijk heeft gemaakt dat de strafbare feiten, waarop de vordering is gebaseerd, op enigerlei wijze raakvlak hebben met de Nederlandse rechtsorde.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de voordeelsberekening ziet op onverklaarbare contante uitgaven door de veroordeelde in Nederland en in het buitenland vanaf juli 2002 tot februari 2004, derhalve in de periode dat de veroordeelde zijn woonplaats in Nederland had. Immers, [betrokkene] is sinds maart 2002 woonachtig in Nederland. In dat licht bezien mist de stelling van de raadsman feitelijke grondslag, zodat het verweer wordt verworpen.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 856.405,- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Door de raadsman zijn de navolgende verweren aangevoerd die telkens aansluitend door het hof worden besproken.
1. Artikel 36e, derde lid Sr
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie dient aan te geven met welke specifieke strafbare feiten het voordeel zou zijn genoten, aangezien de ontnemingsvordering is gebaseerd op artikel 36e, derde lid Sr.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het rapport betreffende het financieel onderzoek tegen [betrokkene], inhoudende de berekening van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel, van 26 oktober 2005, opgemaakt door [verbalisant 1], en de daarbij behorende bijlagen blijkt dat voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde in de periode van l januari 2002 tot en met 10 februari 2004 strafbare feiten heeft begaan waaruit hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is daarbij bepaald door middel van een kasopstelling, waarbij een negatief verschil tussen de uitgaven van de veroordeelde en zijn legale inkomsten is geconstateerd, welk verschil de veroordeelde niet op aannemelijke wijze verklaarbaar heeft gemaakt. Geen rechtsregel staat er in zijn algemeenheid aan in de weg het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van een dergelijke kasopstelling te berekenen.
Immers, de methode van de kasopstelling is aanvaard, mits deze is gebaseerd op wettige bewijsmiddelen (bijvoorbeeld een rapport dat door een daartoe gekwalificeerd persoon is opgemaakt in het kader van een ingesteld strafrechtelijk financieel onderzoek), alsmede dat de betrokkene de gelegenheid is geboden om zonodig door bescheiden gestaafd tegenover de rechter aannemelijk te doen worden dat en waarom de door middel van die methode vastgestelde stijging van zijn vermogen niet of niet geheel haar oorsprong vindt in feiten als bedoeld in artikel 36e Sr dan wel anderszins kan gelden als voordeel in de zin van die bepaling.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat hoewel [betrokkene] geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald met de door de rechtbank in het vonnis van 2 juni 2004 bewezenverklaarde feiten, niettemin van belang is dat in dit vonnis is vastgesteld dat [betrokkene] met anderen in februari 2004 een bijzonder grote hoeveelheid aan verdovende middelen heeft getransporteerd en aanwezig heeft gehad, waarbij [betrokkene] een leidinggevende rol heeft vervuld.
Dat wijst erop dat dit voor [betrokkene] niet de eerste keer was.
Een bevestiging van dat vermoeden is te vinden in het financiële rapport van 26 oktober 2005 (pagina's 3 tot en met 10), waarin is opgenomen dat [betrokkene] in Groot-Brittannië werd gezocht voor de handel in verdovende middelen en, zoals ook door [betrokkene] in de onderhavige zaak ter terechtzitting van 22 mei 2008 heeft verklaard, hij gedurende een langere periode de valse identiteit [naam] heeft gebruikt.
Het hof is van oordeel dat het openbaar ministerie derhalve de vordering daarop mede heeft kunnen baseren."