Vervolgens is op 27 mei 2002 wederom de tenaamstelling gewijzigd. Deze BMW is nu op naam van het garagebedrijf [E] te Apeldoorn gesteld. Zij hebben telefonisch verklaard op 27 mei 2002 deze auto van het bedrijf [C] BV voor een bedrag van € 24.000,- à € 25.000,- te hebben ingenomen.
In een daaropvolgende fax van het garagebedrijf [E] wordt verklaard dat deze inruilwaarde in mindering is gebracht op de aanschaf van de BMW met het kenteken [AA-00-BB]. De BMW met het kenteken [AA-00-BB] is op naam gesteld van [betrokkene 2], de zwager van [betrokkene]. Ook deze auto is bij dit garagebedrijf gekocht.
BMW met kenteken [AA-00-BB]
Naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek 'Booteend' is gebleken dat [betrokkene] de beschikking heeft gehad over voornoemde BMW met het kenteken [AA-00-BB], die op naam van [betrokkene 2] was gesteld.
[Betrokkene 2] is werkzaam bij een van de uitvoeringsinstellingen in de sociale zekerheid als medewerker met een modaal salaris, € 2.510,- bruto. Uit de bevraging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam bleek hij een nieuwe Volkswagen op naam te hebben. Tijdens het verhoor verklaarde hij deze Volkswagen te hebben gekocht met een lening van Centraal Beheer waarop door hem maandelijks een bedrag van € 200,- werd afgelost.
In tegenstelling tot de duidelijkheid omtrent de financiering en aanschaf van deze Volkswagen, kon de getuige [betrokkene 2] geen duidelijkheid geven over de aanschaf van de BMW met het kenteken [AA-00-BB]. Uit hetgeen [betrokkene 2] heeft verklaard, blijkt het navolgende:
- ondanks de hoogte van het geldbedrag wist hij niet waar deze BMW precies was gekocht;
- door [betrokkene 2] werd een bedrag van € 64.000,- genoemd als aanschafprijs;
- door [betrokkene 2] kon geen sluitende verklaring worden gegeven over de financiering van de BMW;
- [betrokkene 2] had geen verklaring voor het feit dat hij na de euroconversie over euro's kon beschikken zonder een valuta daarvoor te hebben omgewisseld;
- [betrokkene 2] kon ook niet aangeven waarom het alleen [betrokkene] was geweest die de beschikking had over deze auto;
- door [betrokkene 2] worden verschillende verklaringen afgelegd bij de politie Amsterdam-Amstelland en KMAR;
- uit het Booteend onderzoek bleek dat het [betrokkene] was die de auto heeft verkocht aan het schadebedrijf nadat hij total loss was gereden.
Uit de informatie zoals deze is opgevraagd bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden blijkt dat er verschillende bekeuringen zijn uitgeschreven voor de BMW met het kenteken [AA-00-BB] in de periode dat deze auto op naam van [betrokkene 2] was gesteld. Eenmaal is daarbij de bestuurder van deze BMW staandegehouden. [Betrokkene] was op dat moment de bestuurder.
Door [betrokkene] is deze BMW vervolgens total loss gereden. Door de verzekering en de opkoper is toen een bedrag uitgekeerd dat is overgemaakt aan het bedrijf [D] BV, waar [betrokkene] reeds een petroliumgele BMW met het kenteken [CC-00-DD] had uitgezocht.
BMW met kenteken [CC-00-DD]
[Betrokkene] heeft voor de BMW met kenteken [CC-00-DD] minimaal een bedrag van € 70.000,- moeten betalen. [Betrokkene] heeft niet het gehele bedrag zelf moeten betalen; de verschillende uitkeringen in relatie tot de BMW met het kenteken [AA-00-BB] zijn hierop in mindering gebracht.
Door het schadebedrijf dat de BMW met het kenteken [AA-00-BB] heeft opgekocht, is een bedrag van € 21.650,- overgemaakt op de bankrekening van het bedrijf [D] BV. Door de verzekeringsmaatschappij waarbij deze auto was verzekerd, is een bedrag van € 34.750,- uitgekeerd in verband met het total loss rijden van deze wagen door [betrokkene].
Een van de verdachten uit het opsporingsonderzoek Booteend, de verdachte [betrokkene 6], heeft het navolgende verklaard over de aanschaf en bijbehorende bedragen:
We vroegen voor die auto een bedrag van ongeveer 70.000 euro inclusief BPM. De BPM was ongeveer 15.000 euro.
De nieuwprijs van de M3 cabrio schat ik op 90.000 euro. Het bij te betalen bedrag, na ontvangst van het verzekeringsgeld, was dus ongeveer 17.000 euro (...).
De betalingen voor de M3 aan ons, werden steeds door [betrokkene] gedaan. Die kwam dan even bij ons langs en betaalde aan ons.
Hetgeen [betrokkene 6] heeft verklaard, komt overeen met de administratieve bescheiden die zijn aangetroffen bij de andere verdachte in het Booteend onderzoek, de verdachte [betrokkene 7]. Gebleken is dat er steeds bedragen in mindering zijn gebracht en dat de M3 uiteindelijk in zijn geheel is afbetaald.
Door [betrokkene] zelf is uiteindelijk een bedrag van € 12.000,- betaald. Waarschijnlijk heeft [betrokkene 2] een bedrag van € 4.056 betaald aan [betrokkene 7] om de BMW mee te krijgen. De bedragen met betrekking tot de stalling en het ophalen van de auto zijn namelijk pas ontstaan nadat [betrokkene] was aangehouden.
Bezit
[Betrokkene] heeft de auto gekocht en geleverd gekregen van het bedrijf van [betrokkene 7], [D] BV. Daarna zijn er tapgesprekken waaruit blijkt dat [betrokkene] het initiatief neemt om de auto op naam van zijn zwager, [betrokkene 2], te zetten. Vervolgens wordt [betrokkene] aangesproken door het bedrijf [D] BV in verband met de installatie van een alarm in de auto.
Bij de aanhouding van [betrokkene] zijn verschillende bescheiden in beslag genomen die wijzen op het bezit van deze auto. Bij de doorzoeking van deze auto zijn een onderhoudskaart en een ANWB-kaart op naam van [betrokkene] aangetroffen. In de auto zijn geen bescheiden aangetroffen die direct aan [betrokkene 2] zouden kunnen worden gerelateerd.
Uit hetgeen [betrokkene 2] verklaart, blijkt niet dat hij betrokken is geweest bij de aankoop van de BMW M3. Hij was bijvoorbeeld niet op de hoogte van:
- de hoogte van de verzekeringspenningen en/of hetgeen de opkoper betaalde voor de BMW met het kenteken [AA-00-BB];
- het moment van levering van de auto en de aanbetaalde bedragen;
- het feit dat er een alarminstallatie moest worden ingebouwd en dat hij daarvoor een document had ondertekend;
- wat de verkoopprijs precies was;
- op welke wijze de koopprijs is voldaan;
- het soort van contract dat door hem zelf was getekend. Zo was [betrokkene 2] niet ervan op de hoogte dat hij een huurkoop overeenkomst was aangegaan en zodoende geen eigenaar kon zijn.
Ook is niet duidelijk geworden dat deze auto als zijn (het hof begrijpt: van [betrokkene 2]) bezit kan worden beschouwd, nu hij niet vrijelijk over deze auto kon beschikken. Het was namelijk [betrokkene] die in de auto rondreed en na zijn aanhouding het bedrijf [D] belde met het verzoek om deze auto weg te zetten. Verder heeft [betrokkene 2] een familiewagen, zijnde een Volkswagen, waarin hij altijd reed, zoals hij zelf heeft verklaard.
Op grond van het bovenstaande zou [betrokkene] ter verkrijging van deze BMW M3 met kenteken [CC-00-DD] een bedrag van minimaal € 13.600,- hebben betaald aan het bedrijf [D].
Samenvattend
Uit het bovenstaande blijkt dat het aannemelijk is dat [betrokkene] het bezit en eigendom heeft gehad van de BMW met het kenteken [GG-00-HH]. Deze auto is door hem aangeschaft voor een bedrag van minimaal € 40.000,- op 17 mei 2001. Op datzelfde moment heeft hij zijn Volkswagen met het kenteken [EE-00-FF] ingeruild. Deze is door [betrokkene] in september 2000 gekocht voor minimaal € 15.000,-.
Vervolgens is deze BMW met het kenteken [GG-00-HH] ingeruild voor € 25.000,- en is de BMW met het kenteken [AA-00-BB] met een waarde van minimaal € 64.000,- aangeschaft bij Garagebedrijf [E] te Apeldoorn. Dit houdt in dat er toen een bedrag van € 39.000,- is bijbetaald.
Nadat deze BMW met het kenteken [AA-00-BB] total loss is gereden, is vervolgens de BMW met het kenteken [CC-00-DD] aangeschaft bij [D] BV voor een bedrag van € 70.000,-. Daarbij is toen door [betrokkene] een bedrag van € 12.000,- betaald.
Het is aannemelijk dat [betrokkene] vanaf zijn vrijlating in 2000 in totaal een bedrag van ongeveer € 101.000,- heeft uitgegeven aan diverse auto's."