Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
18 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen [verweerster]. De zaak betreft een geschil over contractsoverneming en de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de kantonrechter te Bergen op Zoom en arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a RO, omdat [eiser] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, wat resulteert in de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat [eiser] in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth, en de uitspraak is een bevestiging van de eerdere oordelen in de feitelijke instanties.