Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
15 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gewezen op 17 november 2011. De verdachte, geboren in 1982, was ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep gedetineerd en had niet vrijwillig afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.C. Bosch, stelde dat het Hof ten onrechte verstek had verleend. De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg concludeerde aanvankelijk tot verwerping van het beroep, maar kwam later met een aanvullende conclusie waarin werd gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft het middel van de verdediging gegrond verklaard. De argumenten van de waarnemend Advocaat-Generaal werden gevolgd, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht op aanwezigheid tijdens de zitting. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden behandeld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op aanwezigheid bij de behandeling van strafzaken, vooral voor verdachten die om redenen van detentie niet aanwezig kunnen zijn. De beslissing van de Hoge Raad is een bevestiging van de waarborgen die zijn gesteld aan het procesrecht in Nederland.