Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
15 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren oplegde aan de veroordeelde, die in Nederland in voorlopige hechtenis had gezeten. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, niet in mindering heeft gebracht op de opgelegde straf. De zaak betreft een verzoek van de Republiek Frankrijk tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing. De Hoge Raad stelt vast dat, gezien de totstandkoming van artikel 11.1 aanhef en onder c van het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen, de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis in Nederland heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf, mits deze voorlopige hechtenis verband houdt met hetzelfde feitencomplex als waarvoor de veroordeelde in Frankrijk is veroordeeld. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden rondom de voorlopige hechtenis en de veroordeling in het buitenland.