ECLI:NL:HR:2013:937

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
12/00408
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, die betrekking had op navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1990 tot en met 2000. De uitspraak van het Hof dateert van 9 december 2011 en betreft onder andere boetebeschikkingen en heffingsrente. Belanghebbende heeft verschillende klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en heeft ook zelf beroep in cassatie ingesteld, wat later is ingetrokken. Belanghebbende heeft vervolgens de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure.

De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in zowel het principale als het incidentele beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd vastgesteld dat de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten, maar heeft wel besloten dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van belanghebbende in verband met het ingetrokken beroep moet vergoeden. De Hoge Raad heeft de kosten vastgesteld op € 472 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, wat de helft is van het totaalbedrag van € 944, in verband met de samenhang met een andere zaak.

Het arrest is uitgesproken op 11 oktober 2013 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

11 oktober 2013
nr. 12/00408
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 9 december 2011, nr. 04/01582, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente, en op het hierna te vermelden verzoek van belanghebbende.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris van Financiën heeft eveneens tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft het beroep in cassatie nadien ingetrokken.
Na deze intrekking heeft belanghebbende de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie.
De Staatssecretaris heeft ter zake een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de aangevoerde klachten

De in het principale beroep en het incidentele beroep aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beoordeling van het verzoek

De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het (ingetrokken) beroep in cassatie van de Staatssecretaris redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 12/00260 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 944 (in verband met het ingetrokken beroep van de Staatssecretaris van Financiën), derhalve € 472, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2013.