Uitspraak
[X]te
[Z], Marokko (hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 15 maart 2013, nr. 12/05116, ECLI:NL:HR:BZ4453.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende uit Marokko, die het arrest van 15 maart 2013 (nr. 12/05116, ECLI:NL:HR:BZ4453) wilde laten herzien. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 26 juni 2013 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht voor het verzoek tot herziening en had een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Echter, het griffierecht is niet binnen deze termijn voldaan.
De griffier heeft de belanghebbende op 29 juli 2013 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die de belanghebbende in zijn brief van 15 augustus 2013 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om aan te nemen dat de belanghebbende niet in verzuim was.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 118 door de griffier aan de belanghebbende zal worden teruggegeven. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2013.