ECLI:NL:HR:2013:92

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
12/02196
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen die was opgelegd aan [X] B.V. (hierna: belanghebbende). De naheffingsaanslag was na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag, en kende belanghebbende een vergoeding toe voor de kosten van bezwaar en beroep. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, waar belanghebbende incidenteel hoger beroep instelde. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de hoogte van de te vergoeden proceskosten en verhoogde dit bedrag.

De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, met één middel. Belanghebbende diende een verweerschrift in. Het middel betoogde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de Inspecteur niet voorafgaand aan de registratie van de auto een naheffingsaanslag had mogen opleggen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel slaagde op de gronden die waren vermeld in een eerder arrest (12/00400) en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen en verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraken van het Hof en de Rechtbank, en verklaarde het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

28 juni 2013
nr. 12/02196
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 20 maart 2012, nr. 11/00486, betreffende een aan
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 10/2770) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag vernietigd en belanghebbende een vergoeding toegekend voor de kosten van bezwaar en beroep.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover die betrekking had op de vaststelling van de hoogte van de te vergoeden (proces)kosten en dat bedrag verhoogd.

2.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van het middel

Het middel betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de Inspecteur niet voorafgaand aan de registratie van de auto een naheffingsaanslag had mogen opleggen. Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in onderdeel 4 van het heden in de zaak met nummer 12/00400 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. ‘s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof alsmede de uitspraak van de Rechtbank, en
verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, C.H.W.M. Sterk en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.