ECLI:NL:HR:2013:913

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
13/02785
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieberoep van verzoeker, die betrokken was bij een schuldsaneringsregeling. De zaak betreft de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder het verkrijgen van een schone lei, zoals geregeld in artikel 350 lid 3, onder c, van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof, waaruit blijkt dat verzoeker in een eerder stadium al een vonnis had ontvangen van de rechtbank ’s-Gravenhage en dat het gerechtshof Den Haag op 28 mei 2013 een arrest had gewezen in deze kwestie. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was dat het cassatieberoep van verzoeker moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van verzoeker dan ook verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels, wat de transparantie van de rechtspraak onderstreept.

Uitspraak

11 oktober 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02785
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Bingöl.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer 11/141 R van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 december 2012;
b. het arrest in de zaak 200.119.335/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 mei 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op
11 oktober 2013.