Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
8 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 16 mei 2012, met nummer 23/003764-11. De verdachte, geboren in 1980, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Boksem, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2013 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.