ECLI:NL:HR:2013:905

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
12/00941 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van betalingsverplichting wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 10 februari 2012. De betrokkene, geboren in 1953, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde betalingsverplichting van € 3.247,-. De advocaat van de betrokkene, mr. J.C. Oudijk, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de betalingsverplichting en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, in de cassatiefase is overschreden. Dit is te wijten aan het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt dat dit gegrond is en leidt tot een vermindering van de betalingsverplichting. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De nieuwe hoogte van de betalingsverplichting wordt vastgesteld op € 3.085,-. Het beroep wordt voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2013 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

8 oktober 2013
Strafkamer
nr. 12/00941 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 10 februari 2012, nummer 20/001065-10, in de strafzaak tegen:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde betalingsverplichting en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond
.Dit moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 3.247,-.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 3.085,- bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2013.