Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
25 juni 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 30 juni 2011 is gewezen in de strafzaak met nummer 20/002213-10. De verdachte, geboren in 1990, heeft beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep. De gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal zijn vermeld, zijn doorslaggevend voor deze beslissing.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.