ECLI:NL:HR:2013:888

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
12/04178 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep en rechtsgeldigheid in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een veroordeling van het Stadsdeel Amsterdam-Noord door de Rechtbank voor het handelen in strijd met milieuwetgeving, waarbij een geldboete van € 10.000,- was opgelegd. Het Stadsdeel had hoger beroep ingesteld, maar dit werd op 8 december 2009 ingetrokken. De Gemeente Amsterdam heeft op 10 mei 2010 het besluit tot intrekking van het hoger beroep vernietigd, wat leidde tot de vraag of deze intrekking rechtsgeldig was.

De Hoge Raad oordeelt dat de intrekking van het hoger beroep, ingevolge artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering, afstand betekent van de bevoegdheid om dit rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit houdt in dat het vonnis onherroepelijk wordt en niet meer kan worden aangetast, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit anders maken. Het Hof had geoordeeld dat de vernietiging door de Gemeente Amsterdam van het besluit tot intrekking geen bijzondere omstandigheid opleverde die de rechtsgeldigheid van de intrekking in twijfel trok. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en concludeert dat het Hof niet blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van het Stadsdeel, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest benadrukt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het strafrecht en de strikte voorwaarden waaronder een hoger beroep kan worden ingetrokken. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de rechtszekerheid rondom de intrekking van hoger beroep en de gevolgen daarvan onderstreept.

Uitspraak

8 oktober 2013
Strafkamer
nr. 12/04178 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 10 januari 2012, nummer 23/006124-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.A. Fibbe, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het hoger beroep rechtsgeldig is ingetrokken.
2.2.
De Rechtbank heeft de verdachte (hierna: het Stadsdeel) bij vonnis van 23 november 2009 ter zake van "handelen in strijd met een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan en begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-. Het Hof heeft het Stadsdeel niet-ontvankelijk verklaard in het tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:
"Namens de verdachte is op 4 december 2009 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2009. Het dagelijks bestuur van het [verdachte] (hierna: het Stadsdeel) heeft op 8 december 2009 een besluit genomen tot intrekking van het hoger beroep en heeft daartoe een volmacht verleend aan een van haar ambtenaren. Op 11 december 2009 is een akte intrekking hoger beroep opgemaakt. Op 10 mei 2010 heeft de Gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente) het besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel tot intrekking van het hoger beroep vernietigd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet rechtsgeldig is geschied. De vernietiging van het besluit tot intrekking van het Stadsdeel heeft terugwerkende kracht, hetgeen tot gevolg heeft dat het besluit van 8 december 2009 moet worden geacht nooit te zijn genomen. Hiermee is de basis aan de machtiging tot intrekking van het hoger beroep komen te ontvallen. Een intrekking die is uitgevoerd door een persoon die daartoe niet is gemachtigd is ongeldig, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. In het strafrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. In dit stelsel is bij wet bepaald wanneer en op welke wijze een rechtsmiddel kan worden ingesteld en ingetrokken. Deze wettelijke bepalingen zijn van openbare orde. Artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een eenmaal ingesteld rechtsmiddel uiterlijk tot de aanvang van de behandeling van het beroep kan worden ingetrokken.
Voorts bepaalt dit artikel dat een intrekking afstand meebrengt van de bevoegdheid het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Op een intrekking van het rechtsmiddel kan derhalve niet worden teruggekomen. Het hof acht het dan ook onverenigbaar met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen dat op deze intrekking van het hoger beroep wordt teruggekomen nu is vastgesteld dat het namens het Stadsdeel ingestelde hoger beroep op 11 december 2009 rechtsgeldig en onherroepelijk is ingetrokken. De omstandigheden die door de raadsvrouw zijn aangevoerd, doen aan dit oordeel niet af. Het verweer wordt verworpen."
2.3.
Ingevolge art. 453, eerste lid, Sv brengt intrekking van het hoger beroep mee afstand van de bevoegdheid dit rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit heeft tot gevolg dat het desbetreffende vonnis onherroepelijk wordt en niet meer kan worden aangetast. Dit is slechts anders indien bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot het oordeel dat de intrekking van het hoger beroep - en de daarmee gedane afstand - niet kan gelden als intrekking van het hoger beroep in de zin van de art. 453-455 Sv. Het oordeel van het Hof dat de vernietiging door de Gemeente Amsterdam op 10 mei 2010 van het besluit van het Stadsdeel van 8 december 2009 tot intrekking van het hoger beroep niet zo'n bijzondere omstandigheid oplevert, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2013