Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
8 oktober 2013
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een veroordeling van het Stadsdeel Amsterdam-Noord door de Rechtbank voor het handelen in strijd met milieuwetgeving, waarbij een geldboete van € 10.000,- was opgelegd. Het Stadsdeel had hoger beroep ingesteld, maar dit werd op 8 december 2009 ingetrokken. De Gemeente Amsterdam heeft op 10 mei 2010 het besluit tot intrekking van het hoger beroep vernietigd, wat leidde tot de vraag of deze intrekking rechtsgeldig was.
De Hoge Raad oordeelt dat de intrekking van het hoger beroep, ingevolge artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering, afstand betekent van de bevoegdheid om dit rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit houdt in dat het vonnis onherroepelijk wordt en niet meer kan worden aangetast, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit anders maken. Het Hof had geoordeeld dat de vernietiging door de Gemeente Amsterdam van het besluit tot intrekking geen bijzondere omstandigheid opleverde die de rechtsgeldigheid van de intrekking in twijfel trok. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en concludeert dat het Hof niet blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van het Stadsdeel, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest benadrukt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het strafrecht en de strikte voorwaarden waaronder een hoger beroep kan worden ingetrokken. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de rechtszekerheid rondom de intrekking van hoger beroep en de gevolgen daarvan onderstreept.