ECLI:NL:HR:2013:881

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
11/03316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak en niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in vervolging wegens verjaring

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 486 dagen voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, maar dat ambtshalve moest worden beoordeeld of het recht tot strafvervolging was vervallen wegens verjaring. De Hoge Raad concludeerde dat de verjaringstermijn in dit geval was overschreden, waardoor de Officier van Justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor het onder 3 tenlastegelegde feit. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafoplegging. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot verjaring in strafzaken.

Uitspraak

8 oktober 2013
Strafkamer
nr. 11/03316
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 juli 2011, nummer 22/002198-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1952.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde de zaak wat betreft de strafoplegging opnieuw te berechten en af te doen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

3.1.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte - zakelijk weergegeven en voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in art. 3 onder A Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het Hof heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 486 dagen.
3.2.
De hiervoor onder 3 vermelde feiten zijn bij art. 3 onder B in verbinding met de art. 11, tweede lid, en 13, tweede lid, Opiumwet strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren is gesteld.
3.3.
Deze feiten zijn volgens de tenlastelegging begaan in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot 7 september 2001. Op grond van art. 70, eerste lid, in verbinding met art. 72, tweede lid, Sr beloopt de verjaringstermijn in het onderhavige geval ten hoogste twee maal zes jaren. Wat betreft deze feiten is derhalve het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen.
3.4.
De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, de Officier van Justitie te dier zake alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

4.Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging wat betreft het onder 3 tenlastegelegde;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak wat betreft de strafoplegging op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier
E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2013.