ECLI:NL:HR:2013:866

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
13/01015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende die het niet eens was met het arrest van 9 april 2010, nummer 09/03376. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld aan de hand van de ontvankelijkheid en de relevante juridische bepalingen, met name artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad oordeelde dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. Het verzoek bevatte geen nieuwe feiten of omstandigheden die tot herziening van het eerdere arrest konden leiden. Hierdoor was het verzoek niet ontvankelijk. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de eisen voor ontvankelijkheid strikt zijn en dat zonder relevante nieuwe informatie, een verzoek tot herziening niet kan slagen.

De uitspraak werd gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij ook de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma aanwezig was. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de ontvankelijkheid van herzieningsverzoeken in het bestuurs- en belastingrecht.

Uitspraak

4 oktober 2013
nr. 13/01015
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 9 april 2010, nr. 09/03376.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2013.