ECLI:NL:HR:2013:863

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
13/00154
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake belastingaanslagen en herziening verlies uit werk en woning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. De zaak betreft belastingaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 en 2005, alsook een beschikking ter herziening van het verlies uit werk en woning. De belanghebbende had in beroep geklaagd over de beslissingen van het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen.

De Hoge Raad concludeerde dat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit leidde tot de beslissing om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor partijen om voldoende belang aan te tonen bij hun beroep.

De uitspraak werd gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en werd in het openbaar uitgesproken. De beslissing heeft implicaties voor toekomstige cassatieprocedures, vooral in zaken waar het belang van de partij ter discussie staat.

Uitspraak

4 oktober 2013
nr. 13/00154
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Gravenhagevan 23 november 2012, nrs. BK-10/00594 en 10/00595, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2002 en 2005 opgelegde belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, alsmede een aan haar gegeven beschikking ter herziening van het verlies uit werk en woning.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2013.