ECLI:NL:HR:2013:830

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
11/05305
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage met verwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 3 oktober 2011 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, had beroep in cassatie ingesteld tegen een verstekarrest van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. E.R. Weening, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en vastgesteld dat het Hof de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het tenlastegelegde feit betreft het voorhanden hebben van twee kabelhaspels op 21 augustus 2007 te Rotterdam, waarbij de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen door misdrijf waren verkregen. De Hoge Raad oordeelt dat de gronden zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal terecht zijn voorgesteld.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

1 oktober 2013
Strafkamer
nr. 11/05305
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 oktober 2011, nummer 22/001935-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 21 augustus 2007 te Rotterdam goederen, te weten twee (2) kabelhaspels, heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goederen betrof".
2.3.
Op de gronden als weergegeven in de conclusie van de Advocaat Generaal onder 4.3. tot en met 4.5. is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op
1 oktober 2013.