Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
1 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 3 oktober 2011 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, had beroep in cassatie ingesteld tegen een verstekarrest van het hof. De advocaat van de verdachte, mr. E.R. Weening, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en vastgesteld dat het Hof de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het tenlastegelegde feit betreft het voorhanden hebben van twee kabelhaspels op 21 augustus 2007 te Rotterdam, waarbij de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen door misdrijf waren verkregen. De Hoge Raad oordeelt dat de gronden zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal terecht zijn voorgesteld.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.