Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 7 februari 2012, met nummer 22/004688-09. De verdachte, geboren in 1956, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De raadsman van de verdachte, mr. J.Y. Taekema, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 1 oktober 2013 het beroep verworpen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu. De uitspraak vond plaats in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.