ECLI:NL:HR:2013:812

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
12/04007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake WOZ-beschikking gemeente Stede Broec

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van 9 augustus 2012, waarin het Gerechtshof het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec behandelde. De zaak betrof een WOZ-beschikking voor het jaar 2009 met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat 1] te [Z].

Belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de klachten van belanghebbende en het College niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad beide beroepen in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

27 september 2013
nr. 12/04007
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 9 augustus 2012, nr. 11/00581, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec tegen een uitspraak van de Rechtbank Alkmaar (nr. 10/288 WOZ) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2009 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord. Nu dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van het principale beroep van belanghebbende

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het incidentele beroep van het College

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2013.