ECLI:NL:HR:2013:803

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
13/02222
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2013 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en de premie Zorgverzekeringswet voor het jaar 2008. De Rechtbank had op 15 februari 2013 uitspraak gedaan, en een afschrift van deze uitspraak was op 27 februari 2013 aangetekend aan de partijen verzonden.

Het beroepschrift in cassatie is op 16 april 2013 ter griffie van de Rechtbank binnengekomen, maar niet binnen de wettelijke termijn van zes weken, die eindigde op 10 april 2013. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, noch binnen de gestelde termijn van artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 8 mei 2013 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn, maar belanghebbende heeft deze gelegenheid niet tijdig benut. De brief die op 6 juni 2013 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.

Gelet op deze feiten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 september 2013.

Uitspraak

27 september 2013
nr. 13/02222
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 15 februari 2013, nrs. AWB 11/4857 en 11/4858, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie Zorgverzekeringswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van de uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 27 februari 2013.
Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 16 april 2013 ter griffie van de Rechtbank binnengekomen. Het is op de voet van artikel 6:15 Awb in samenhang met artikel 6:24 Awb doorgezonden aan de Hoge Raad.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 10 april 2013. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 8 mei 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Die termijn eindigde op 5 juni 2013. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 6 juni 2013 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2013.