ECLI:NL:HR:2013:8

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
11/02386
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verdachte in hoger beroep wegens niet indienen schriftuur houdende grieven

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep door het Hof, op grond van het feit dat zij geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1967, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 29 september 2010. Tijdens de behandeling in hoger beroep op 11 februari 2011 was de verdachte niet verschenen, en haar raadsman, mr. A.J.M. Bommer, had laten weten dat hij niet ter terechtzitting zou verschijnen omdat hij geen contact meer had met zijn cliënte. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, omdat zij niet binnen de gestelde termijn een schriftuur had ingediend.

Echter, in cassatie werd gesteld dat er wel degelijk een schriftuur houdende grieven was ingediend door de raadsman van de verdachte. Ter onderbouwing hiervan zijn kopieën van relevante documenten aan de cassatieschriftuur gehecht, waaronder een faxbericht van 13 oktober 2010 waarin de grieven werden meegedeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de inhoud van deze stukken voldoende grond biedt voor het ernstige vermoeden dat de schriftuur inderdaad is ingediend, ondanks de verklaring van het Hof.

De Hoge Raad concludeerde dat het middel slaagt en dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest is gewezen op 25 juni 2013 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

25 juni 2013
Strafkamer
nr. 11/02386
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 februari 2011, nummer 21/003378-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het Hof van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2011 houdt het volgende in:
"De verdachte genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
is niet verschenen.
De voorzitter deelt mede dat de raadsman mr A.J.M. Bommer per fax, gedateerd 11 februari 2011, heeft laten weten dat hij niet ter terechtzitting zal verschijnen, nu hij geen contact meer heeft met zijn cliënte en niet uitdrukkelijk gemachtigd is om het woord ter verdediging te voeren.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worde voortgegaan.
De advocaat-generaal vordert dat verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
(...)
De voorzitter spreekt het arrest uit:
De verdachte heeft niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, ingediend. Ook heeft zij niet ter terechtzitting in hoger beroep mondeling de bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Daarom zal verdachte, gelet op artikel 416 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep."
2.3.
In het middel wordt gesteld dat namens de verdachte binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Arnhem van 29 september 2010 door haar raadsman een schriftuur houdende grieven als bedoeld in art. 410 Sv is ingediend bij de Rechtbank Arnhem. Ter staving van deze stelling zijn aan de cassatieschriftuur kopieën gehecht van:
(i) een schrijven van 13 oktober 2010 van mr. A.J.M. Bommer, gericht aan de strafgriffie van de Rechtbank Arnhem. Dit schrijven houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"Hierbij deel ik u de grieven mee.
Verdachte is het niet eens met de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een voorwaardelijke gevangenisstraf meer passend.
In ieder geval is de opgelegde gevangenisstraf te zwaar.
Tenslotte is ten onrechte een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegekend."
(ii) een "verzend controle rapport" waaruit kan worden afgeleid dat het onder (i) bedoelde schrijven op 13 oktober 2010 om 21.42 uur per fax is verzonden naar het faxnummer van de strafgriffie van de Rechtbank Arnhem;
(iii) een journaaloverzicht van het faxapparaat van het kantoor van de raadsman waaruit kan worden afgeleid dat op 13 oktober 2010 om 21.42 uur een faxbericht is verzonden naar het faxnummer van de strafgriffie van de Rechtbank Arnhem met als "result" de vermelding: "OK".
2.4.
Het Hof heeft mede op de grond dat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend, de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De inhoud van de onder 2.3 genoemde stukken biedt evenwel grond voor het ernstige vermoeden dat namens de verdachte een schriftuur houdende grieven is ingediend. Op grond hiervan moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur wel is ingediend.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op
25 juni 2013.